Jongeren

Taveirne, L. (2018), Kerkhofblommenstraat, uitgeverij Prometheus Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 14 jaar
  • Sociale klasse
  • Familiebanden
  • Volwassenwording

Op het kerkhof was iedereen teerbemind. In het echt had ik nooit veel teer bemind zien worden. Wel hardvochtig, uitzichtloos en met een hart waar sleet op zat. Eindelijk verscheen het praalgraf van de dichter. Het puntige kruis en de twee waakengelen ernaast. Romanie was er ook al, al kon je haar onmogelijk verwarren met een engel, gelijk ze daar zat te wiebelen op de ijzeren ketting rond het bloemperk. Het was een opluchting te zien dat ze haar gewone kleren weer droeg. Het hielp om haar visite van de avond ervoor als een slechte droom af te doen. 'Arabella!' riep ze en in één beweging kwam ze rechtop. De ongeschreven wet dat je op een kerkhof stil moest zijn, daar veegde ze regelrecht haar smerige moddervoeten aan. 'Je hebt nog slaapbeesten in je ogen,' zei ze en ze prikte met haar wijsvinger bijkans in mijn oog.

Ik ontdekte dit pas nadat ik het boek gelezen had: de Kerkhofblommenstraat te Brugge bestaat écht en het 'graf van de dichter', dat in het verhaal zo'n centrale rol speelt, blijkt niets minder dan het praalgraf van de beroemde priester-dichter Guido Gezelle (die in het verhaal op geen enkel moment bij naam genoemd wordt).

Het jaar is 1929 en Arabella de Neyer is het beu om met haar hardvochtige en afstandelijke moeder het huis te delen. Ze besluit daarom te gaan helpen op het chrysantenveld van haar vader. Tussen de arbeidsters hoopt ze te vinden wat haar kille moeder haar niet kan geven. Al wroetend in de aarde luistert ze naar de verhalen van de kweeksters. Al snel wordt duidelijk dat hun levens meer met elkaar verwezen zijn dan ze dacht. Langzaamaan vormt het verleden een gevaarlijk web, met Arabella in het midden. Is iemand ooit helemaal klaar voor de waarheid?

Op dit uur leek het veld daarbeneden op een onschuldige bloemenakker, maar morgen zouden de vrouwen er weer staan en die hadden hun oordeel intussen vast klaar. Ik wist zeker dat Maria ze allemaal tegen me in het harnas had gewerkt en Romanie had ongetwijfeld, enkel en alleen om bij haar op een goed blaadje te komen, verteld wat er die ochtend bij het graf van de dichter was gebeurd. Ik stelde me de bulderende lach van Berendina voor, de triomf op het aangezicht van Maria. Romanie had me erin geluisd en ineens wist ik ook zeker waarom. Ze wilde me duidelijk maken dat ik net als de rest was. O jazeker, geboren in een bedje met geborduurde lakens, maar verder, net als de rest, opgetrokken uit zwak, willoos vlees.

Ik heb getwijfeld waar ik deze recensie zou neerzetten: bij de boeken voor volwassenen of toch maar beter voor tieners? En vanaf welke leeftijd zou een tiener dit boek kunnen lezen? Arabella is zelf vijftien. Ik heb Kerkhofblommenstraat gelezen alsof het voor volwassenen bedoeld was, maar uiteindelijk kunnen ook jongeren zich allicht best wel herkennen in de hoofdrolspeelster. Zolang ze maar enige affiniteit hebben met het Vlaanderen van lang, erg lang geleden, zoals het eigenlijk alleen nog bestaat in het openluchtmuseum van Bokrijk.

Schrijfster Lara Taveirne vond de taal die Kerkhofblommenstraat zo eigen maakt terug in oude dagboeken. Het historische beeld dat ze hiermee schetste, gecombineerd met ijzingwekkende intriges (de 'goeien' zijn niet zomaar goed en de 'slechten' niet slecht, maar erg menselijk) maken van deze roman een intrigerende leesrit. Het graf van Gezelle wordt een plek waar jongens en meisjes in het donker afspreken 'om te foefelen', maar het is ook de plaats waar Arabella haar eigen familiegeschiedenis herontdekt. Het is een plaats waar vele zaken op een onverwachte manier met elkaar verbonden zijn, zo blijkt aan het einde van de roman.

Het hele verhaal, dat was wel het minste wat ze voor me kon doen na al die jaren van zwijgen. Ze stelde mijn geduld serieus op de proef. Ofwel kostte het werkelijk zo veel moeite om terug af te dalen in dat stuk van het verleden.

****

Postema, M. & Bruns, M. (2017), Dertiendagh - Niemand is veilig, uitgeverij Leopold, Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Wereldoorlog
  • Vriendschap
  • Spanning en mysterie

Zo te zien was dit een communicatieruimte geweest: naast de opening zag hij een paar grijze kasten met allerlei knopjes en draden. Toen hij over de drempel stapte viel het licht op de openstaande deur, waar onder het woord 'Funkraum' een rode bliksemschicht op was geschilderd. Het was inderdaad een radiokamer. Een eindje verderop zag hij een ijzeren telefoontoestel met een grote bel erop en in zwarte letters 'Achtung - Feind hört mit' erboven. De vijand luistert mee, dacht Erik. Op de kasten en de telefoon na was de ruimte leeg, maar toch merkte Erik dat zijn hart begon te bonken. Dit was geen feest-en-graffiti-bunker zoals de eerste bunker die ze hadden onderzocht.

Vijf vrienden, Erik en Zoë, Matthijs, Jerry en de mooie Merel, dalen af in een bunker die zij zelf hebben ontdekt in de duinen van Scheveningen. In de vele gangen diep onder de grond vervagen de grenzen tussen heden en verleden, tussen realiteit en nachtmerrie. De vondst van een vreemde ring, het dagboek van een wetenschapper uit 1944 waarin hij vertelt over Dertiendagh, neervallende traliehekken, geheime cijfercodes, metalen draaideuren... In een race tegen de klok zullen de vijf vrienden alles op alles moeten zetten.

In de eerste zeventien hoofdstukken slepen de twee auteurs hun lezers mee in een claustrofobische, angstaanjagende tocht doorheen tal van donkere gangen en muffe kamertjes waar nog opvallend veel te ontdekken valt. Het avontuur is op z'n minst adembenemend en de spanning stijgt zienderogen.

Bij een splitsing sloeg de paniek hem om het hart: rechts of links? 'Rechts! Rechts!' schreeuwde Zoë achter hem, die zoals altijd een beter richtingsgevoel had. Erik stoof naar rechts en rende op volle snelheid door, ook al zag hij dat Merel het niet lang meer vol zou houden. het stelsel leek eindeloos. Was dat op de heenweg ook zo geweest? Hadden ze misschien toch een afslag gemist? Erik drukte de twijfel weg en rende verder. Nietsziend en hijgend stormde hij door de manschappenbunker.

Aangekomen bij bladzijde 105, halfweg het boek, kunnen zowel de lezer als de vijf protagonisten weer eventjes op adem komen. Tjonge, wat was me dàt allemaal, zeg! Maar dan gebeurt het ondenkbare. In de tweede helft zijn het vooral twee radeloze auteurs die ronddwalen binnen het opzet van hun eigen boek, tevergeefs op zoek naar een ietwat aanvaardbare plot. Ergens moeten zij hebben gedacht: als we het dan toch niet langer geloofwaardig kunnen houden, dan moet het maar radicaal de andere richting uit. Waarna ze hun eigen opgezette verhaallijn uit elkaar knallen.

'Ik heb het altijd als Suske-en-Wiske-onzin afgedaan', oppert de geschiedenisleraar van het vijftal, vlak voor hij geheel onverdiend uit het verhaal wordt geschrapt. En dat is de nagel op de kop. Wat nog rest zijn teveel ongeloofwaardige toeters en bellen die moeten verhullen dat beide schrijvers het zelf ook niet meer weten. Hemeltje, wat een gemiste kans!

** 

Vereecken, K. (2018), Alles komt goed, altijd, uitgeverij Lannoo nv, Tielt

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Wereldoorlog
  • Vluchtelingen
  • Familiebanden

De kasseien waren bedolven onder een bruine smurrie. De lucht rook naar paarden. Samen met Jules ging ik midden op straat staan. We liepen langzaam in de richting van het marktplein. Hier en daar lag er glas op de straten, vooral bij de winkels. Jeanne, de vrouw van Mon, keek hoofdschuddend naar haar kapotte etalage. Er was niet één brood meer te zien. En een paar meelzakken waren zomaar opengesneden en omvergegooid. Het leek gesneeuwd te hebben in de bakkerij. Maar iedereen leefde. 'De oorlog komt hier niet echt, hé?' vroeg Jules.

Alice beschrijft haar omgeving. Ze neemt kleine veranderingen waar, als rimpels op het water. Langzaam komt een storm vanuit het oosten steeds dichterbij. Het Duitse leger is België binnengevallen en zal vroeg of laat ook Ieper bereiken. Spoedig zullen de eerste vluchtelingen passeren, later ook de Duitse soldaten. Ook Alice' ouders zullen moeten overwegen of ze niet beter zouden vluchten.

'Misschien moeten we toch aan vluchten denken', zei moeder op een keer. Gewoon, tijdelijk, niet langer dan een paar maanden. Tot de oorlog voorbij zou zijn. Tot de soldaten weer weg zouden zijn en alles normaal werd. (...) Mijn vader hield op met kauwen en keek ons om beurten aan. 'We gaan weg.'

De schrijfster weet perfect de juiste toon te vinden waarmee ze dit bijwijlen harde verhaal ingetogen weet over te brengen haar op jonge lezertjes. Dankzij haar poëtische taalgebruik, de soepele zinnen en regelmatig opduikende illustraties van Charlotte Peys blijft het boek luchtig en goed verteerbaar. Dit maakt van 'Alles komt goed, altijd' een bijzonder sterk jeugdboek, een erg waardevolle bijdrage aan de herinneringseducatie en een beetje troost voor kinderen die op één of andere manier een vader, moeder, broer of zus kwijtraakten.

****

Cazemier, C., Letterie, M. (2011), Familiegeheim, uitgeverij Ploegsma bv, Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Wereldoorlog
  • Familiebanden
  • Mysterie en geheimen

Wanneer mijn dochter zegt 'papa, dit boek is zo spannend, dat moét je echt ook lezen!', dan kan ik maar beter luisteren. Meestal heeft ze immers gelijk.

In Familiegeheim volgen we Eva, een Nederlandse meid van dertien, die plots nadenkt over het feit dat ze nog nooit familie van haar moeder heeft ontmoet. Maar vandaag wel, want haar opa wordt begraven. Eva heeft de man nooit gekend en op de begrafenis zijn eigenlijk geen mensen aanwezig. Buiten Eva, haar broer en hun ouders bestaat de rouwstoet enkel uit een onbekende tante en een nichtje. Oh ja, en dan is er ook nog dat oude vrouwtje op het kerkhof, dat het hele gebeuren vanop een afstandje gadeslaat. Eva zit plots met heel wat vragen, waarop ze geen antwoord krijgt. Daarom gaat ze zelf op zoek.

Als Eva ook de andere vakantiealbums uit de kast heeft gehaald, ziet ze in een hoek van de lege kast een oude, bruine envelop liggen. Ze maakt hem open, een aantal losse zwart-witfoto's vallen eruit. Op de eerste staat een lief lachend meisje in een kort jurkje met een poppenwagen. Eva's hart begint te bonzen als ze het gezicht van haar moeder herkent. Ze draait de foto om en ziet in een puntig handschrift geschreven: 'Lucie op de kleuterschool, 1970'. Hebbes, hier zijn een paar foto's van haar moeder!

De hoofdstukken rond Eva worden telkens afgewisseld met het verhaal van Hanneke, bijgenaamd 'Zus'. In de oorlog kozen haar ouders voor de kant van de Duitse bezetter. Eén van haar broers heette dan ook niet toevallig Dolf. Daarom wordt er over vroeger niet meer gepraat. De schaamte is te groot. Toch wil Hanneke eindelijk, nu ze heel wat ouder is, haar verhaal graag vertellen.

Hanneke weet het weer. Onder in die doos in de klerenkast, daar ligt het fotoalbum. Goed verstopt, zodat niemand het kan vinden. Wat een onzin. Wie komt hier nou? Wie zou er in haar spullen zoeken? Als ze overlijdt, weet niemand wie er op die foto's staat. Ze gaat naar de kast, zakt op de knieën en trekt het album tevoorschijn. Daar ter plekke slaat ze het open. Ze leunt naar achteren tegen de zijkant van haar bed en legt het boek op haar schoot. Een familiefoto, van net voor de oorlog waarschijnlijk. Hanneke meet het af aan de leeftijd van Dolf en Nellie. Hoe oud zouden ze zijn op deze foto? Twee, hooguit drie jaar. Hannekes ogen blijven hangen bij haar vader Johannes.

Familiegeheim is een evenwichtig geschreven verhaal waarin de oplossing van het mysterie zich langzaam prijsgeeft. Het komt daarbij niet tot spannende avonturen of wilde achtervolgingen, maar wel tot morele confrontaties tussen kinderen, ouders en grootouders: 'Waarom gaf je geen antwoord op mijn vragen? Het was toch logisch dat ik die ging stellen?'

****

Moore Fitzgerald, S. (2017), Een goede kans - Kijk hoe je de wereld ziet, uitgeverij Unieboek/Het Spectrum bv, Houten

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Paardenraces
  • Familiebanden
  • Echtscheiding

Daar heb je 't dan: Sarah Moore Fitzgerald schreef onlangs het meest perfecte boek voor meisjes die van paarden houden. En misschien ook een beetje van jongens, want Ned is de nieuwe jongen in Mindy's klas. Halverwege het jaar duikt hij op, samen met Martin, nog zo'n nieuweling. Ned is een humeurige, mysterieuze kerel die nooit praat. Martin, de andere jongen, verdwijnt al snel weer uit beeld.

Het nieuws deed de ronde dat Martin Cassidy een ongeluk had gehad. Serena Serralunga vertelde dat hij van een paard gevallen was, en Brendan Kirby proestte het uit van het lachen op die aparte manier van hem, die wilde zeggen dat hij de ellende van een ander maar wat vermakelijk vond. (...) Niemand had gemerkt dat Ned Buckley aan de andere kant van het lokaal aan zijn tafeltje in de hoek was gaan zitten. Hij stond langzaam op en liep naar de tafel waar Brendan zat. Ned was zo lang zo stil en ondoorgrondelijk geweest dat we niet verbaasder hadden kunnen opkijken als hij vleugels had uitgeslagen en over onze hoofden heen was gevlogen. 'Als je toch niet weet waar je het over hebt, zeg dan niets,' zei hij op vastberaden en krachtige toon, en hij bleef ons een poosje aanstaren. Wij staarden met open mond terug.

Minty is een vrolijk meisje, maar als haar ouders gaan scheiden stort haar wereld in. Als ze haar toevlucht zoekt in Nettlebog, het bos waar de rivier tussen de bomen stroomt, ontdekt ze dat Ned in een caravan bij de rivier woont. En ze ontdekt nog veel meer over hem. Dat hij in staat is om wilde paarden te berijden, bijvoorbeeld. Maar de mysterieuze jongen lijkt ook zeer duistere geheimen te hebben.

Dougies ouders halen op zaterdag altijd eten bij de afhaalchinees en Dougie was in de auto op hen blijven wachten. Op dat moment had hij mijn moeder op de hoek van de straat zien praten met Ned. En het was echt geen kort kletspraatje, zei Dougie toen ik hem naar de details vroeg. Het was een lang en gezellig gesprek en ze lachten allebei vrij vaak. 'Weet je zeker dat het Ned was?' vroeg ik, en Dougie zei dat hij er honderd procent van overtuigd was.

Een goede kans is erg aantrekkelijk geschreven. De dialogen en de beschrijvingen zijn soms haarscherp: 'Daarna leek het alsof mama in de ban was van een heel nieuwe angstaanjagende vlaag van energie'. Het boek gaat over vriendschap, maar ook over verlies. Over het overwinnen van tegenstand, over opgroeien en het maken van keuzes. In de titel zit een prachtige boodschap verborgen, die gaandeweg ook duidelijk wordt: Jij beslist hoe je naar de wereld kijkt, en hoe jouw versie van de werkelijkheid eruitziet.

****

Moeyaert, B. (2018), Tegenwoordig heet iedereen Sorry, Querido uitgeverij, Antwerpen/Amsterdam.

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Opgroeien
  • Familiebanden
  • Emoties

Het badje van de Aldi staat er al de hele week. Alan bouwt er met emmers en houten kisten hutten in. Hij gooit er een doos speelgoedauto's achteraan en speelt tsunami. Dat het badje nog niet lek is, is een wonder. Iedere dag vergaat de wereld wel een keer. Door Alans aardbevingen gaan hele continenten ten onder, en Alan zelf overleeft het ook niet. Hij wordt altijd door het water meegesleurd. Om het effect te vergroten pakt hij de tuinslang erbij, waarvan hij de kapotte spuitkop onder zijn oksel of tussen zijn benen stopt. (...) Als hij drenkeling speelt, ziet hij eruit als een sprinkhaan die verdrinkt.

Bianca is 'een meisje met een gebruiksaanwijzing'. Dat vindt haar moeder, die al genoeg te stellen heeft met Alan, Bianca's broertje. Bianca is onhandelbaar, zegt haar vader die verhuisd is en zijn dochter liever niet elk weekend op bezoek krijgt. Zelf weet ze ook niet goed hoe ze zich voelt of hoe ze haar gedachten stil moet krijgen. Het liefst zou ze bij niemand horen.
Op een warme middag in augustus zit Billie King, Bianca's favoriete actrice, zomaar in de woonkamer een kopje thee te drinken, terwijl haar zoontje Jazz met Alan speelt.

Ik kan mijn ogen niet geloven. Ik ben zo in de war dat ik vergeet hallo terug te zeggen. Mijn plan was om binnen te komen / eens te kijken wie die moeder is / o oké, is het die maar / en dan naar mijn kamer te gaan / tijd voor iets anders. Nu loop ik door naar de keuken, waar mijn moeder is. Ik ga naast haar staan en ik zeg: 'Billie King is bij ons.'

Bart Moeyaert heeft slechts 128 bescheiden bladzijden nodig om haarfijn de middag te beschrijven waarop Bianca een belangrijke stap voorwaarts zal zetten in haar omgang met anderen, een voorzichtig stapje richting volwassenheid. Langzaam wordt duidelijk waarom ze zo 'onhandelbaar' is. Moeyaert stopte geen grootse of onverwachte gebeurtenissen in zijn nieuwste boek. De afwikkeling van dit verhaal is eenvoudig, bijna alledaags en daardoor dus ook zeer herkenbaar.

Pjotr van Lenderen van De Volkskrant omschreef dit boek als volgt: "Wees op je hoede, als het spannend lijkt te worden in een boek van Bart Moeyaert. In zijn vorige novelle (...) gebeurde 150 bladzijden lang helemaal niets. Sfeervol beschreven niets, dat valt niet te ontkennen. Maar al die tijd naar de passerende buurvrouw en haar hondje kijken, is zelfs voor ervaren lezers veel gevraagd. In Tegenwoordig heet iedereen Sorry slaagt Moeyaert er wél in om iets op te roepen dat niet alleen uit woorden bestaat. De boosheid van Bianca, die zo duidelijk aandacht tekort komt, is echt. De onbeholpenheid van de gescheiden moeder met haar twee constant ontsporende kinderen, is echt. Het bezoek van Billie King, moeder van Jazz en tevens Bianca's heldin uit Hier bij ons, is echt. Ook al kan Bianca het niet geloven."

Het is net deze alledaagsheid die er voor zorgt dat de lezer pas na afloop beseft waar dit verhaaltje in feite écht over gaat. Het dunne boekje krijg je op één middag uitgelezen, maar daarna loop je er gegarandeerd nog dagenlang over na te denken.

****

van de Wijdeven, H. (2013), Zoals het gebeurd is, Uitgeverij manteau/WPG uitgevers

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Vriendschap
  • Pesten
  • Gevaarlijke spelletjes
Op de eerste dag na de vakantie werd hij door zijn moeder afgezet aan de schoolpoort. Tenminste, ik nam aan dat het zijn moeder was, want ze had een even spits en bleek gezicht als hij. Ze was heel erg blond. Bijna wit. Rond haar ogen waren zwarte streepjes getekend. De vrouw hurkte voor de jongen neer. Het ging nogal lastig. Haar bloemetjesjurk zat strak rond haar lijf en haar hoge schoenen wiebelden op de stoep. Ze pakte zijn handen en begon tegen hem te praten. Terwijl ze sprak knikte ze aan één stuk door. De jongen knikte af en toe terug. De andere moeders wurmden zich met een moeilijk gezicht langs haar door de poort. Achter haar rug trokken ze hun wenkbrauwen naar elkaar op. De vrouw pakte de jongen bij zijn schouders en draaide hem met een plotse ruk rond zijn as. Ze gaf hem met de vingertoppen een duw tegen zijn rug, waardoor hij meer het schoolplein op struikelde dan stapte.

Bent is elf. Zijn beste vriend is Joeri. Ze zijn altijd samen, altijd op zoek naar avontuur. Samen doen ze dingen die ze in hun eentje nooit zouden wagen. Maar dan verschijnt Finn, de nieuwe jongen van de klas, in hun leven. Op de eerste schooldag struikelt hij de speelplaats op en vanaf dat moment zal niets meer hetzelfde zijn.

Van de Wijdeven schreef een boek over vriendschap tussen schoolkameraden, maar ook over hoe snel zo'n vriendschap kan omslaan in pestgedrag. Afwisselend legt Bent de gebeurtenissen uit die vooraf gingen aan de ontknoping, maar blijkt hij tegelijk ook op de vlucht voor Finn, zijn nieuwe klasgenoot. Hoewel de opbouw van het boek dus naar een spannend einde toewerkt (Waarom is hij op de vlucht? Waarom lijkt Joeri in sommige hoofdstukken te ontbreken?) blijkt de uiteindelijke ontknoping enigszins een ontgoocheling. Dat komt omdat een échte verrassing ontbreekt. De slimme lezer voelt immers al snel aan waar de schrijver met zijn verhaal naartoe wil. Maar goed, het boek leest snel, de personages zijn zeer herkenbaar en ook dat vleugje spanning zit er wel degelijk in. Het beste boek ooit? Neen, dat dus ook weer niet.

**

Selznick, B. (2012), Het wonderkabinet, De Boekerij bv. Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Verlies
  • Mysterie
  • Doofheid

Eerst was er De uitvinding van Hugo Cabret ('The invention of Hugo Cabret', 2007), daarna Het Wonderkabinet ('Wonderstruck', 2012) en vervolgens De Wonderlingen ('The Marvels', 2016): drie boeken van de Amerikaanse schrijver Brian Selznick in een formaat waarmee men huizen kan bouwen.

Selznick is schrijver én illustrator. En hij maakt geen tekeningetjes bij een tekst, maar verdeelt zijn verhalen evenwichtig in woord en in beeld. Zo bestaat het verhaal van het meisje Rose uitsluitend uit prenten. Het is 1927 en Rose woont in een statig huis in New Jersey. Ze straalt wanhoop en verlatenheid uit, en vouwt bootjes van papier waarop ze 'Help me' schrijft. Het verhaal van Ben wordt verteld in woorden. Ben woont, na de dood van zijn moeder, met zijn oom en tante in Minnesota. Het huis waarin hij opgroeide staat slechts een klein eindje verderop te verkommeren, maar is nog onaangeroerd. Ben hoopt er een aanwijzing te vinden over het bestaan van zijn vader. Gaandeweg zal de lezer ontdekken wat Rose en Ben met elkaar te maken hebben.

Hij hing de jas van zijn moeder terug en liep weer naar haar kamer. Daar kroop hij in haar bed, in de kuil die haar lichaam in de matras had gemaakt. Hij plaatste de zaklamp zo tegen zijn schouder dat het licht omhoogscheen en hield het boek er vlak boven. Juist toen hij verder wilde lezen, dwarrelde er iets uit het boek op zijn borst. Het was een oude boekenlegger. Ben kwam overeind en bestudeerde hem. De bladwijzer was gerafeld aan de randen. (...) Ben draaide hem om. Iemand had in zwarte inkt geschreven: 'Februari 1965. Elaine, dit stukje van mij is voor jou. Bel of schrijf me. Ik wacht op je. Liefs, Danny.' Daaronder stonden een telefoonnummer en een adres in New York. Voor zover Ben zich kon herinneren, had zijn moeder nooit een vriend gehad. (...) Hij staarde naar de datum op de bladwijzer. Die was van het jaar waarin Ben was geboren. In zijn gedachten begonnen de dingen op hun plek te vallen.

Het wonderkabinet is een wonderlijk boek. Het is met z'n 639 bladzijden ontzettend dik maar leest als een trein, doordat de getekende pagina's erg vlot wegbladeren. De 146 geschreven pagina's zijn vaak niet eens half gevuld. Dat maakt het natuurlijk makkelijk om iedereen te vertellen dat je op één dag, in één keer, een vuistdik boek hebt uitgelezen. Maar loont het ook de moeite? Vast en zeker wel!

Het Wonderkabinet drijft op mysterie, nostalgie en sfeer. Wie is Rose en wat heeft zij met Ben te maken? Zal Ben zijn vader vinden? Zal Rose de actrice Lillian Mayhew, over wie zij krantenartikels verzamelt in een plakboek, ontmoeten? De antwoorden vallen moeilijk te voorspellen en geven zich slechts met mondjesmaat prijs, maar de afloop is heerlijk. Hoezo dan? Dat moet je zelf maar ontdekken.

*****

Lester, C. (2018), Spreek je chocola?, uitgeverij J.H. Gottmer, Haarlem

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Vriendschap
  • Vluchtelingen
  • Dyslexie

Nog voor mijn dochter Spreek jij chocola? uitgelezen had, wist ze 't al: dit moest ik ook zeker lezen, want 'perfect voor jouw leerlingen, papa'. Nog voor ik er zelf helemaal mee klaar was, wist ik het ook: meteen aan te kopen voor de klasbib! Toegegeven, dit boek is vooral een meisjesboek, maar dat mag niet storen. Spreek je chocola? is eigenlijk dan wel een Engels boek, maar dat merk je als lezer amper. Evengoed zou het verhaal zich kunnen afspelen op een typisch Vlaamse school.

'Goedemorgen klas 1R,' zei mevrouw C. 'Dit is Nadima. Ze is nog niet zolang in Engeland en ze spreekt nauwelijks Engels. Maar ik weet zeker dat jullie goed voor haar zullen zorgen, zodat ze hier snel thuis voelt.' Ze knikte naar meneer Y, draaide zich om en deed de deur stevig achter zich dicht, alsof ze bang was dat het meisje er anders vandoor zou gaan. Dat zou ik trouwens wel gedaan hebben, als ik haar was, want echt heel 1R zat haar aan te staren. Lekker dan, alsof ze een alien was, of zo. Alleen maar omdat ze nieuw was. Maar ze bleef bij de deur staan en staarde dapper terug. Dus toen ik erin slaagde haar blik te vangen lachte ik zo vriendelijk mogelijk naar haar. En toen gebeurde er iets ongelooflijks.

Jaz (een afkorting van Jazmine) raakt vrij snel bevriend met Nadima, ook al kunnen beide meisjes niet echt met elkaar praten. Emoji's bieden een oplossing, maar Nadima pikt ook snel nieuwe woorden op. Zoals de meeste meisjes van twaalf gaat veel aandacht uit naar de onderlinge vriendschapsbanden, niet alleen die tussen Jaz en Nadima, maar ook die met de andere klasgenoten. Wie houdt een feestje en wie wordt daarbij uitgenodigd? Wie werkt met wie samen aan de nieuwe groepsopdracht? Het zijn voor de meisjes geen onbelangrijke vragen, maar dan wordt stilaan duidelijk waar Nadima eigenlijk vandaan is gekomen.

Toen ik de volgende ochtend wakker werd, had ik een knoop in mijn maag. Ik was gewoon misselijk door die hele toestand. Steeds weer zag ik de scène met Nadima voor me, hoe ze tegen me had geschreeuwd. Ik kon het echt niet opbrengen om naar school te gaan. Wat als ze nog steeds niet met me wilde praten? En dan zou ik ook nog eens Kara's leedvermaak moeten verdragen. Na een tijdje hoorde ik de 'ping' van een berichtje. Ik graaide mijn telefoon van de vloer, in de hoop dat het van Nadima was. Dat was niet zo. Er waren een paar nieuwe berichtjes, maar niet van haar.  

De Britse schrijfster Cas Lester schreef met Spreek je chocolade? het perfecte boek voor twaalfjarige lezers. Het fragiele onderhouden van vriendschappelijke relaties, Jaz' dyslexie, Nadima's achtergrond... Hoe kan je bestraft worden voor iets dat je zo goed bedoelde? Waarom mag je tegen leerkrachten niet roepen, ook al heb je gelijk? Hoe belangrijk is het verlies van ouders of andere familieleden? Het zijn allemaal thema's die het boek een ernstige meerwaarde geven. Verplichte kost dus!

***** 

Samson, G. (2012), Zwarte zwaan, Uitgeverij Leopold Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Vriendschap
  • Verliefdheid
  • Angsten

Duveke is bevriend met Rifka, de baas van de klas. Rifka bedenkt altijd de meest waanzinnige dingen en laat zich daarbij door niemand tegenhouden. Olivier, de broer van Duveke, is verliefd op Ilona. En dan is er ook nog Mori, de nieuwe jongen uit de klas bij wie een hartprobleem werd vastgesteld.

Rifka kijkt me geheimzinnig aan. Met zo'n Rifka-blik. Ik ken die blik heel goed. Het betekent dat ze weer eens iets heeft verzonnen. 'Het lijkt me nou echt lachen,' zegt Rifka, 'om op je eigen begrafenis te zijn.'

Zwarte Zwaan is een erg Nederlands boek: leerlingen zitten er in groep 8, leggen cito-toetsen af en kiezen daarna tussen het atheneum en het gymnasium. Ze heten Ravesteijn, Pielkenrood of Wieringa en shoppen bij Boymans. Maar deze typisch Nederlandse elementen mogen de pret zeker niet drukken: Gideon Samson maakte er een intrigerend verhaal van over vriendschap, sociale druk en familiebanden. Het boek bestaat uit drie delen: 'voor', 'na' en 'tijdens' (de ontvoering van Rifka). Achtereenvolgens wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van Duveke, haar broer Olivier en tenslotte Rifka. 

Je zit in een tent. Twee uur geleden ben je verdwenen - ontvoerd zelfs - maar dat weet nog bijna niemand, zelfs je vriendje niet. Alleen zijn zusje, zij weet het. Dat is dus bijna niemand. Hoe laat zou het zijn? Je kijkt op je mobiel. (...) 09:43 staat er in het scherm. Bijna kwart voor tien. Alle truttenkoppen en piemelpikkies zitten nu op school, de kleine pauze gaat zo beginnen. Zou je nog even naar buiten kunnen? Vast wel, hier komt haast nooit iemand. En als er toch iemand komt, duik je gewoon je tent weer in.

Halfweg het boek stuit de lezer op een zwarte bladzijde. Tot aan die pagina werden er enkel maar vragen opgeroepen, daarna volgt de ontknoping, die ongemeen spannend maar ook een beetje eng is. 

Voor de ingang van de kerk blijft Duveke staan. Ze lijkt op een weigerend springpaard, vlak voor de moeilijkste hindernis van het parcours. Ver gekomen, hoog gesprongen, maar die laatste sprong is er net eentje te veel. (...) Wanneer heeft Olivier zijn zusje eigenlijk voor het laatst zien huilen? Vroeger zat ze vol met tranen. Er was een periode dat hij haar bijna elke avond moest troosten. (...) Maar dat is alweer zo lang geleden.

De hoofdpersonages zijn levensecht: hun gedrag, gevoelens en houding bewijzen dat de schrijver zich bijzonder goed kan inleven in de gedachte- en belevingswereld van jongeren van twaalf. Geschreven in een krachtige, directe stijl, met rake dialogen en een razend spannende opbouw is het resultaat een indrukwekkende leeservaring voor jongens én meisjes.

****

Evans Welch, J. (2016), Liefde en Gelato, Uitgeverij Harper/ Collins (Young Adult) Holland, Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Familiebanden
  • Verliefdheid
  • Italiaanse cultuur

Carolina, kortweg Lina, zal de zomer noodgedwongen in Italië moeten doorbrengen. Het was namelijk haar moeders laatste wens dat ze er haar vader zou leren kennen. Howard blijkt echter in een huis op een immense begraafplaats te wonen. Daar waakt hij als conservator over de rustplaats van zo'n vierduizend Amerikaanse soldaten, gesneuveld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het vooruitzicht om een logeerkamer te betrekken met zicht op deze graven vindt Lina maar niks. 

De kamer was perfect. Het lampje op het nachtkastje verspreidde een zacht licht en er stond een antiek bed met wel duizend sierkussentjes. Tegen de ene muur stond een geverfd bureau, tegen de andere een ladekast, en er hing een grote ovalen spiegel naast de deur. Op het nachtkastje en de ladekast stonden zelfs lege fotolijstjes, alsof ze wachtten tot ik ze zou vullen. Het was allemaal echt iets voor mij. Hoe was het mogelijk dat iemand die mij nog nooit had gezien het voor elkaar had gekregen om mijn perfecte slaapkamer in te richten? Misschien zou het hier toch niet zo héél beroerd worden. Op dat moment zag ik dat het grote raam helemaal openstond. Ik stak mijn hoofd naar buiten. De grafstenen glommen in het maanlicht als een rijtje tanden, en alles was donker en spookachtig stil. Al het mooie van de wereld kon een uitzicht als dit niet goedmaken. Ik trok mijn hoofd terug en haalde het papiertje uit mijn zak. Tijd om mijn ontsnapping voor te bereiden.

Maar Lina ontsnapt niet, want enkele zaken houden haar tegen: haar ontmoeting met Lorenzo, het Italiaanse eten, zowat alle bezienswaardigheden van de stad Florence en... een dagboek dat haar moeder haar naliet. Beetje bij beetje komt Lina te weten hoe haar moeder, zestien jaar eerder, dezelfde omgeving beleefde.

'Dit bestaan niet,' zei ik zachtjes tegen mezelf. Wat een toeval dat ik deze bladzijden had gelezen op de dag dat ik zelf de Duomo voor het eerst had gezien! Ik liet mijn vingers over de pagina's gaan en stelde me mijn moeder voor toen ze ergens in de twintig was. Ik vouwde een hoekje van de pagina om en deed met een zwaar gemoed het licht uit. Haar stem horen was zo ongeveer te vergelijken met een beschadigd schip dat volloopt met water. Maar het deed me ook goed. Ze was dol op Florence. Als ik haar dagboek las, kon ik het misschien ook door haar ogen bekijken. Maar dat moest dan wel met kleine stukjes tegelijk.

Liefde en gelato is een hele rit om uit te lezen. Hoewel de jongste lezers, vanaf twaalf jaar, de inhoud van dit boek wel de baas zullen kunnen, is het misschien net iets te dik en schiet het net iets te traag op. Voor meisjes vanaf pakweg veertien, vijftien jaar is dit echter prima lectuur. Oké, met alle liefdesperikelen erbij - maak maar eens een keuze tussen al die mooie jongens die in het boek rondlopen - lijken sommige passages wel uit een stationsromannetje weggeknipt. Maar de extra informatie die de lezer er gratis bovenop krijgt, maakt erg veel goed. Wie ooit de stad Florence (of Firenze) bezocht, kan zich volledig inleven in de achtergrond bij het verhaal. Alle bezienswaardigheden passeren de revue. En ook de ontdekkingen die Lina doet omtrent haar moeders eigen tijd in Florence, maken het geheel enorm spannend.

'Chocolade met hazelnoten, ook wel bekend als je moeders favoriete smaak. Ik ben hier honderden keren met haar geweest.' Mijn hart sloeg onmiddellijk een paar slagen over. Het was heel vreemd: het ene moment ging het prima met me, en dan opeens - bam - miste ik haar zo verschrikkelijk dat zelfs mijn nagels pijn deden. Ik keek met brandende ogen naar mijn ijsje. 'Dank je wel, Howard.'

***

Strange, L. (2017), Het geheim van het Nachtegaalbos, Uitgeverij J.H. Gottmer/H.J.W. Becht BV Haarlem


  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Gezin
  • Verlies en trauma
  • Mysterie

Engeland, 1919. Henrietta, kortweg Henry, verhuist met haar gezin - moeder, vader, baby en een kinderjuf - naar een oud huis bij de kust. Haar gezin probeert de draad weer op te pakken nadat hun huis in Londen afbrandde, wat het leven kostte aan Henrietta's oudere broer Robert. Maar de zaken lopen niet helemaal zoals de twaalfjarige meid het graag had gewild: haar vader vertrekt voor lange tijd naar het buitenland, haar moeder wordt ernstig ziek en haar kleine zusje wordt opgevangen door de vrouw van de plaatselijke dokter, die Henrietta voor geen haar vertrouwt. Dan ontdekt zij dat het huis waarin zij zijn komen wonen een aantal geheimen herbergt.

Het was geen kast. Achter de kleine deur zat een steile, smalle, beklede trap naar boven. Ik bukte me om door de deuropening te kunnen en lette erop dat ik de deur achter me vrijwel dichttrok. Er lag dik stof op de trap en het rook er naar schimmel en muizenkeutels. Ik niesde twee keer en liep toen langzaam en voorzichtig naar boven. Zonlicht scheen als door ochtendmist door de stoffige lucht boven me. De vreemde gedachte kwam in me op dat ik zomaar in een sprookjeswereld boven de wolken terecht zou kunnen komen, of in het torentje van een sprookjeskasteel. Boven gekomen stond ik in het midden van een vierkante zolder.

In Het geheim van het Nachtegaalbos maakt de schrijfster heel wat verwijzingen naar bekende en minder bekende sprookjes. Zo begint achter de tuin van het huis waarin Henrietta nu woont een bos, waarin zij een enge vrouw ontmoet. Het zou zomaar een heks kunnen zijn!

Het was net alsof ik door een soort zwaartekracht door een doolhof van bomen heen werd getrokken. Zelfs wanneer ik overwoog om te keren, bleven mijn voeten verdergaan, achter de kat aan. Ik dacht aan 'De rattenvanger van Hamelen', ik dacht aan 'De rode schoentjes'. In sprookjes liep het altijd slecht af met mensen die geen baas waren over hun eigen voeten. (...) Wat was ik eigenlijk van plan tegen de heks te zeggen? Dat de kat me had uitgenodigd?

Gaandeweg blijken alle sprookjeselementen wel degelijk levensecht te zijn. Wanneer al haar gezinsleden een voor een van het toneel zijn verdwenen, moet Henrietta afwegen welke volwassenen zij nog kan vertrouwen: juffie Jane? Kokkin Berry? Of dokter Hardy, die haar weg lijkt te houden bij haar zieke moeder? Steeds meer lijkt het lot van haar gezin in haar eigen handen te liggen.

Ik had een gevoel alsof er honderd bromvliegen waren uitgebroed in mijn hoofd, die nu allemaal blindelings in mijn hoofd rondzoemden. Zwijgend bekeek ik mezelf in de spiegel in de hal. Het meisje dat naar me terugkeek was een vreemde voor me. Ze was ouder dan ik, en magerder en droeviger. Ze had kringen onder haar ogen. 'Hallo,' zei ik. Haar mond bewoog, maar ze maakte geen geluid. Ze staarde me alleen hulpeloos aan, gevangen achter het glas. Mijn hele wereld wordt uit elkaar gescheurd, dacht ik. En ik kan niets doen. Straks is iedereen van wie ik hou weg.

Lucy Strange schreef een prachtig boek, over opkomen voor jezelf en het maken van de juiste  keuzes. Het geheim van het Nachtegaalbos is een hele kluif, maar de geduldige lezer wordt beloond. Het verhaal is nét niet te eng, net mysterieus genoeg en best spannend. Misschien heeft de schrijfster het einde wat te lang uitgesponnen, maar dat was blijkbaar nodig om alle losse eindjes aan elkaar te knopen. Hoe dan ook: een echte aanrader!

****

van der Horst, M. (2008), Mijn allerliefste vijand, uitgeverij Ploegsma, Amsterdam.

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Anorexia
  • Denkbeeldige vriendjes
  • Zelfverminking

'Mijn allerliefste vijand' is het eerste boek dat ik heb geschreven, naar aanleiding van mijn ervaringen met anorexia. Mijn vader stelde voor al mijn dagboeken te bundelen tot een boek en dat heb ik uiteindelijk gedaan. Ik heb het verhaal laten lezen aan mijn ouders, die me aanmoedigden om het te laten uitgeven. (...) Na een jaar lag 'Mijn allerliefste vijand' in de winkel. Dat was in 2008, toen ik vijftien jaar was. Volgens de uitgeverij was ik de jongste schrijfster in Nederland ooit. Vanwege de heftigheid van het verhaal was er heel veel media-aandacht. Binnen twee weken was het boek al uitverkocht! Een jaar later kwam het boek zelfs in de top vijf van beste kinderboeken en werd het op die manier genomineerd voor de Prijs van de Jonge jury.

Eigenlijk nam ik het debuut van Milou van der Horst slechts uit de bib mee omdat mijn elfjarige dochter mij weer eens om wat extra lectuur vroeg. Ze zat alweer door haar voorraad heen. Zelf mee naar de bib? Ging niet, want ze had met haar oma afgesproken om cupcakes te maken.

Op zich is het als vader best wel een opgave om uit alle jeugdliteratuur telkens weer een selectie te maken. Ik dien enkel boeken mee naar huis te brengen die a) de dochter nog niet eerder heeft gelezen en b) die mij voor haar leeftijd geschikt lijken. Met andere woorden, het was een wilde gok, maar een goeie. Twee dagen later had zij Mijn allerliefste vijand uit. Ze leest nu eenmaal vijf keer sneller dan haar vader. 'Was dat een goed boek?' vroeg ik haar. 'Bwah, ja,' antwoordde zij. 'Niet echt iets om vrolijk van te worden, maar wel interessant.'

Afgaand op wat online informatie is Milou van der Horst vandaag, tien jaar later, een knappe, gezonde jongedame die met succes haar universitaire studies afrondde en nog steeds schrijft. Dat alles hing echter ooit aan een zijden draadje. Mijn allerliefste vijand beschrijft immers het grillige parcours dat zij destijds aflegde, aan de hand van haar ouders, en dat van de ene naar de volgende tussenstop leidde: vier klinieken, vijf ziekenhuizen en drie weken op intensive care, rekende zij zelf uit in het nawoord van haar debuutroman. In haar boek probeert zij - of beter, haar alter-ego Femke - af te rekenen met een denkbeeldige vriendin ('Femke 2'), die haar vertelt wat ze moet doen en laten. Ook blikt ze terug op haar vriendschap met Lotte, een klasgenote die haar op een dag inruilde voor een andere vriendin, wat aan de basis lag van alle ellende die nog zou volgen.

Spannend kan je de globale verhaallijn die zij in dit boek uittekent niet noemen. Het verhaal is een opeenvolging van dokters, verpleegsters en psychologen die allerlei zaken uitproberen om haar in leven te houden: van sondevoeding, isoleerkamers, creatieve therapie tot de aanschaf van een hondje... Alle mogelijke manieren om Femke aan het eten te krijgen zijn goed, al blijft Femke 2 hardnekkig weerstand bieden. Ze slaat letterlijk wild om zich heen, trekt eigenhandig sondes uit haar neus, vervangt de inhoud van haar infuus door kraantjeswater, loopt urenlang rondjes in haar kamertje om meer calorieën te verbruiken.

De hele dag blijf ik de haat voelen. Mijn kwaadheid is goed, geeft me energie. Want ik moet elke dag in totaal vijf uur snelwandelen. Ik kijk op de klok: half vijf. Ik heb nu 30 minuten gelopen. Nog maar een extra minuutje erbij. Lisa ziet me naar de klok kijken. Zij heeft ook een tweede ik, maar zij hoeft niet te bewegen van haar. Een jongen die hier voor zijn boosheid zit, kijkt me vuil aan. 'Sorry,' mompel ik.

'Onvoorstelbaar dat een meisje van 14 zo goed kan schrijven!' werd jeugdschrijfster Mirjam Oldenhave op de cover geciteerd. Het is een zinnetje dat dit hele boek goed omschrijft. En ik, als vader, ben blij dat mijn dochter dit las, ook al werd ze er dan niet vrolijk van.

****

de Sterck, M. (2004), Met huid en haar, Querido uitgeverij, Antwerpen/Amsterdam.

  • Leeftijd: vanaf  12 jaar
  • Oorlog
  • Ouderdom
  • Verliefdheid

Marita de Sterck dweept heel erg met oude rijmpjes en liedjes waar ze een persoonlijke band mee heeft. Van 'Mie Katoen, komt morgen noen' en 'Plak ging naar de markt (kocht een koei, 't was geen goei)' tot 'Ikkeltje Kramikkeltje'. Moeiteloos integreert zij deze zaken in haar roman 'Met huid en haar'. Helaas weet ze vaak van geen ophouden. Telkens opnieuw komt zij aanzetten met dezelfde kinderrijmpjes, tot je als lezer passages begint over te slaan. Dat is jammer, want het zorgvuldig opgebouwde verhaal kent nochtans een veelbelovende plot.

Doorheen het boek weeft de schrijfster enkele sterke cliffhangers door elkaar heen. Wat zal er met de dolle bok gebeuren, die Tist en zijn broer Fonne op de jaarmarkt wonnen? Zal klein Trieneke de oorlog overleven? Welk geheim dreigt de stokoude man mee te nemen in zijn graf? En - in het hedendaagse luik van dit verhaal, dat heen en weer pendelt tussen 'vroeger' en 'vandaag' - zal Joppe het hart van zijn klasgenote Alya voor zich winnen, of zal zijn beste vriend hem uiteindelijk voor zijn? De argeloze lezer voelt aan dat dit verhaal een wilde rivier is, die hem aan het eind in de diepte van een reusachtige waterval zou storten. Zal in de laatste hoofdstukken duidelijk worden waarom Tist en oma Sien nooit samen slapen? Of waarom Alya zo'n hechte band voelde met het stokoude mannetje? Of wie de onbekende vader van het kind van Mie is?

'Zulma vroeg niet verder. Lewie ook niet. Maar hoe voller Mies buik werd, hoe vaker Lewie en Zulma dachten: wat als het een kind van de verkeerde vader is? Wat als Mie een stukske vijand in haar buik draagt? Zou Sien een kleinkind in haar armen kunnen drukken van wie de vader misschien wel een vliegende bom had afgevuurd op haar kind? Zou Mie een kind kunnen voeden van wie de vader misschien wel haar broer had vermoord? En zou Tist een beetje grootvader kunnen zijn als hij nog geen grammetje vader kon zijn?'

Merk op dat in deze recensie veel meer vragen dan antwoorden opduiken. Dat is helaas ook zo in het boek dat Marita de Sterck bij elkaar schreef. Ondanks de knappe sfeerschepping, de sterk uitgewerkte personages en het creëren van hoge verwachtingen, gebeurt er verder weinig of niks. Erger nog, op sommige momenten raakt het verhaal zelfs kant noch wal. De vredesdemonstratie die Joppe samen met zijn klasgenoten plande, de sterke verhalen uit Wereldoorlog I, de oude cafébaas die meer lijkt te weten dan hij laat vermoeden... Het leidt allemaal tot niets. Dit boek had kunnen uitmonden in een van de meest briljante plots ooit bedacht - daar kan de lezer tot het laatste hoofdstuk in blijven geloven - maar aangekomen op de laatste bladzijde stuurt de schrijfster haar publiek met een kluitje in het riet, wanneer protagonist Joppe het laatste woord krijgt:

'Ik deel een Duvel met mijn vader in De Volkslust en vraag Gaston de oren van het hoofd. En ik vertel, ik vis flarden en rafels op, knoop losse eindjes aan elkaar, dicht scheuren en gaten. Of dit nu allemaal echt zo gebeurd is? Kies maar: of dit verhaal meer wens dan waarheid is, of ik misschien een stukje waarheid bij elkaar loog. In een verhaal mag dat, in een verhaal wel.'

'Zo is 't makkelijk om als schrijver onder een onhaalbare plot uit te komen,' bedacht ik, terwijl ik de laatste bladzijde omsloeg, en voelde me flink bekocht.

**

Stoffels, M. (2015), Omdat jij anders bent, Uitgeverij Leopold, Amsterdam.

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Tienerliefde
  • Dementie
  • Mysterie

Ronja en Mats vinden het vreselijk dat hun oude school gesloopt wordt. Via Mats' dementerende opa, die in het schoolgebouw ooit nog les gaf, komen zij er achter dat er een goede reden is waarom de nummering van de lokalen nooit leek te kloppen. Er rest hen nog enkele uren de tijd om lokaal 12 te vinden en het geheim ervan te ontsluieren. De machines die het gebouw moeten slopen staan alvast klaar en een race tegen de klok begint. Maar binnen in het gebouw blijkt zich nog iemand anders schuil te houden.

Terwijl Mats helemaal in de papieren zit, bekijk ik hem eens goed. Ik kon hem met mijn ogen dicht tekenen, maar de laatste tijd is hij aan het veranderen. Zijn donkere haren en kaarsrechte tanden zijn hetzelfde, maar zijn lijf is anders. Waarom heeft hij nooit verteld dat hij zoveel traint? De meisjes uit onze klas vallen altijd op sportieve jongens. Zou hij het daarom doen? Ik probeer Mats verliefd voor me te zien, maar het lukt me niet. (...) Wat gebeurt er als Mats ooit een relatie krijgt? Blijft hij dan met me omgaan zoals nu?

Dit boek van Maren Stoffels is pure ontspanning voor een jong publiek van ongeveer 11 tot 13 jaar. Het verhaal is razend spannend: jongen en meisje dwalen rond in een leegstaand gebouw, een verdwenen klaslokaal, een geheim. Het geheel leest als een trein en raakt thema's aan die niet worden uitgewerkt tot ze gaan vervelen: prille verliefdheid, een verwarde opa, oude zaken die plaats moeten ruimen voor nieuwe. Het verhaal op zich is weinig geloofwaardig, maar dat stoort niet, want de boodschap is mooi: ook oude mensen zijn ooit jong geweest. Melancholie en een appreciatie voor vorige generaties worden op een avontuurlijke manier aangemoedigd.

***

Boyne, J. (2012), De vreselijke belevenissen van Barnaby Brocket, De Boekerij bv, Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Opgroeien
  • Anders-zijn
  • Non-comformisme

Allereerst kan ik alle potentiële lezers van dit boek geruststellen: de vreselijke belevenissen van Barnaby Brocket zijn in feite helemaal niet zo vreselijk. De oorspronkelijke titel van het boek, The terrible thing that happened to Barnaby Brocket, werd nogal ongelukkig vertaald. Er overkwam de kleine jongen namelijk maar één enkel, vreselijk iets: zijn moeder liet hem los, terwijl ze wist dat haar kind daardoor van haar weg zou zweven. Barnaby werd namelijk al zwevend geboren of, zoals de volwassenen binnen dit verhaal het probleem omschrijven, hij weigerde zich te houden aan de wet van de zwaartekracht.

De afwijking van Barnaby dient doorheen het verhaal als metafoor voor een hele waaier aan handicaps waarmee vele kinderen kampen. De jongen heeft het niet getroffen: hij dient op te groeien in een gezin waar de ouders overdreven veel belang hechten aan het volhouden van een absolute middelmatigheid, een krampachtig in stand gehouden 'normaal-zijn'. Toen er na vier jaar nog niets veranderd was, moest het gezin accepteren dat dit niet zomaar een fase was. Barnaby was nu eenmaal zo geboren. Alistair en Eleanor namen hem mee naar een dokter in de buurt, die hem grondig onderzocht en voorstelde hem pillen te geven en de volgende ochtend weer te bellen, maar dat haalde niets uit. Ze namen hem mee naar een specialist buiten de stad die hem een antibioticakuur voorschreef, maar hij bleef zweven, al werd hij volledig immuun voor een nare griep die in Kirribilli om zich heen greep.

Uiteindelijk nemen Barnaby's ouders een drastisch besluit. Zoals gezegd, zijn moeder neemt hem mee op stap en laat hem los. De jongen zweeft weg en is vanaf dat moment overgeleverd aan een hele reeks toevallige gebeurtenissen. Hij wordt onderschept door een luchtballon, bestuurd door twee dames, en komt achtereenvolgens terecht in Brazilië, New York, Toronto, Ierland en Afrika, waar hij telkens heel wat interessante mensen ontmoet. Tenslotte zweeft hij per ongeluk weer weg, zodat hij wordt opgepikt door de internationale bemanning van een ruimteveer, dat zal landen in zijn thuisstad Sydney. Zo eindigt zijn wereldreis waar ze begon, maar wacht hem ook de confrontatie met zijn ouders, die hem bewust hadden laten gaan. Hoe moet het nu verder met hen, als gezin? En kunnen de dokters ontdekken hoe zij van hem een gewone jongen kunnen maken? Is dat eigenlijk wel wat hij wil, een 'gewone jongen' zijn?

De vreselijke belevenissen van Barnaby Brocket is absoluut een leuk boek, al zweeft de dramatische plot soms even doelloos rond als zijn jonge protagonist. De probleemstelling is interessant (wat moet men met een kind dat anders is, en daardoor eigenlijk ongewenst?) en ook de ontknoping is boeiend: 'Morgen om deze tijd zal je hele leven veranderd zijn. Dan ben je net als de rest. Is dat niet geweldig?' De avontuurlijke tocht die begin en einde met elkaar verbindt, weet echter niet altijd even hard te boeien. Vele randpersonages krijgen de nodige aandacht, maar verdwijnen ook even abrupt weer uit beeld, zodat men als lezer telkens overbodige kennis opslaat. Het effect is vergelijkbaar met dat van een documentaire waarin een journalist de wereld rondreist, op zoek naar tal van interessante figuren die elk slechts twee minuten boeiende televisie opleveren. Best leuk, maar soms ook knap vervelend dus.

***

Vandevelde, J. (2010), Het cupidocomplot, Abimo Uitgeverij

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Pestgedrag
  • Gezinssituatie
  • Vriendschap - verliefdheid

'Het zit Dion Aerts niet mee. Zijn ouders zijn gescheiden en op zijn nieuwe school wordt hij gepest door Marco. Wanneer Marco het horloge van Dions overleden opa stukmaakt, gaat Dion door het lint en takelt Marco flink toe. De directeur nodigt de ouders van beide jongens uit voor een gesprek. Tussen Marco's vader, die weduwnaar is, en Dions moeder klikt het meteen. Ze worden verliefd en de afspraakjes volgen elkaar op. Voor aartsvijanden Dion en Marco zou het een ramp zijn mochten hun ouders met elkaar trouwen. Dan worden ze immers broers en dat willen ze met alle mogelijke middelen verhinderen. De jongens sluiten een overeenkomst waarbij ze zullen samenwerken om de relatie tussen hun ouders stuk te maken. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.'

Zo luidt de flaptekst van Het Cupidocomplot, een boek dat ik uitlas met gemengde gevoelens. Toegegeven, het uitgangspunt is schitterend. Gedurende veertig bladzijden blijft het verhaal ook bijzonder spannend. Dion wordt op school echt wel zeer hard aangepakt door zijn pesters. Elke lezer die dit herkenbaar vindt, zit op de rand van zijn stoel en vraagt zich af hoe Dion zich uit deze rotte situatie zal weten te redden. Helaas, de vondst die de schrijver als een konijn uit zijn hoed tovert valt in werkelijkheid amper in te beelden. Hoe groot is immers de kans dat de gescheiden moeder van een gepeste leerling instant verliefd wordt op de vader - toevallig een weduwnaar - van de pester. De lezer die zelf op school gepest wordt, haakt af. Dit boek biedt geen oplossing voor een vergelijkbare situatie uit de werkelijkheid.

Valt volgt, laat zich vrij makkelijk raden. Doorheen al hun pogingen om de relatie tussen hun beider ouders te verzuren, beginnen Dion en Marco steeds beter met elkaar op te schieten. De reden waarom zij de verliefdheid van hun ouders dwarsbomen, komt zo in feite te vervallen. De vijanden die zich niet kunnen voorstellen dat zij (stief)broers van elkaar zouden worden, worden gaandeweg vrienden. Uiteindelijk lukt het hen dan toch om een wig te drijven tussen vader Peter en moeder Sandra, maar dan slaat bij beide jongens de wroeging toe. Al snel ondervinden zij dat het veel moeilijker is om twee mensen samen te brengen, dan hen uit elkaar te drijven.

Het karakter van Marco, een ongelukkige jongen die rouwt om zijn moeder en zichzelf daardoor verliest in baldadig gedrag, is een van de zaken waarmee ik het als volwassen lezer na afloop het moeilijkst heb. De jeugdige lezer zal dit personage gaandeweg steeds meer gaan waarderen, maar leert intussen wel hoe makkelijk het gaat om cd's te stelen, ticketautomaten te saboteren of in te breken in het huis van mensen die op vakantie zijn (om daar tenslotte in de pot van een kamerplant te gaan plassen). Dit is een bepaald soort gedrag dat de jonge lezer mogelijk op ideeën zou kunnen brengen, maar  welk doel hiermee wordt gediend is mij niet duidelijk.

Het einde van het boek is, niet geheel onverwacht, melig en langdradig. De opbrengst is ontgoochelend. De lezer die op school gepest wordt, is hier niets mee opgeschoten. De lezer die zich vooralsnog voorbeeldig gedroeg, heeft kennisgemaakt met vandalisme en diefstal, ontoelaatbaar gedrag dat niet bestraft wordt. De 'onverwachte plotwendingen' (merk de aanhalingstekens) wegen niet op tegen de banale uitwerking van het geheel. Al bij al vond ik Het Cupidocomplot dan ook een boek waar veel meer had ingezeten. Zou ik dit aanbevelen bij veertienjarige lezers? Ik denk het niet. 

**

Moeyaert, B. (1983, 2013), Duet met valse noten, Em. Querido's Uitgeverij bv

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Verliefdheid
  • School en theater
  • Dramatische gebeurtenis

Toen Duet met valse noten, het debuut van de toen nog piepjonge Bart Moeyaert, in oktober 1983 verscheen, was ik zelf bijna elf jaar oud. In de loop van de daarop-volgende jaren had ik dit boek dus makkelijk kunnen aantreffen in de bibliotheek. Helaas, om de een of andere reden wist het aan mijn aandacht te ontsnappen. Vaak koos ik in die tijd boeken aan de hand van hun cover en - laat ons eerlijk zijn - de eerste editie van 'Duet met valse noten' oogde weinig spannend (foto onder). Het boek beloofde geen cowboys, zeerovers of soldaten, maar deed eerder meisjesachtig aan, dus las ik het met meer dan dertig jaar uitstel.

Wat valt er te zeggen over een boek dat al decennialang zijn nut heeft bewezen? Duet met valse noten is al jarenlang een van dé klassiekers onder de Vlaamse jeugdboeken. Terecht, zo stel ik nu pas vast. In een nawoord in deze jubileumeditie die ik las (foto boven), haalt de auteur zelf herinneringen op aan de totstandkoming van zijn debuutroman. Hij vertelt hoe hij op zijn veertiende (onbewust) al was begonnen aan een eerste ruwe versie, handgeschreven nog, in een sober kladschriftje. Ook herinnert hij zich hoe hij vervolgens zowat per ongeluk in de wereld van het schrijverschap belandde: 'Plotseling moest ik overal een mening over hebben, en werd ik schrijver genoemd, terwijl ik nooit had gedacht dat ik schrijver zou worden, laat staan jeugdboekenschrijver, zoals ik genoemd werd. Ik wist zelfs niet dat dat een beroep was.'

De conclusie is eenvoudig. Eerlijker dan dit kan een jeugdboek niet worden. Geschreven door een veertienjarige, voor veertienjarigen, blijkt dit uiteraard het ideale boek voor veertienjarigen (en ouder). Nochtans bleek dit aanvankelijk geen evidentie. Moeyaert herinnert zich dat niet iedereen tevreden was over zijn debuut: 'De kritiek was het niet met elkaar eens. Het ging van jubelend naar uitgesproken negatief, en toen het boek ook nog eens de Prijs van de Kinder- en Jeugdjury won, begon de storm pas goed.' Vandaag lijkt dit absurd. 'Duet met valse noten' is een tijdloos boek dat al door vele generaties werd gelezen en vast ook nog zal gelezen worden. Uiteraard zag de wereld er destijds - begin jaren 80 - er helemaal anders uit. Moeyaerts jeugdige verschijning en vlotte vanzelfsprekendheid zal toen bij vele gerenommeerde auteurs vast wel even hebben geklonken als een valse noot. Maar goed, over het boek zelf dan.

Het verhaal is aanvankelijk simpel en meeslepend. In Landers klas duikt een nieuw meisje op, Liselot. De twee kunnen het steeds beter met elkaar vinden en al snel is er langs beide kanten sprake van een prille verliefdheid. Beurtelings vertellen Lander en Liselot hun kant van het verhaal. Wanneer een meisje uit Landers toneelkring uitvalt, net voor de première van de voorstelling, is Liselot de meest aangewezen persoon om haar 'last-minute' te vervangen. Dit blijkt uiteindelijk goed mee te vallen. De genegenheid die Lander en Liselot voor elkaar voelen, bereikt grote hoogten. Maar, zoals een wijs man ooit opmerkt, wie op de top van een berg staat, kan nog slechts een richting uit.

Zelf heb ik enorm genoten van dit boek. Het is een terechte klassieker en dient nog steeds door zoveel mogelijk jongeren te worden gelezen. Dat het boek hier en daar de sfeer van de jaren 70 uitademt (Grease, discomuziek...) stoort op geen enkel moment. Het gaat slechts om details binnen een tijdloos gegeven. Hoewel mogelijk de afloop van het verhaal dan weer niet naar ieders wens zou kunnen zijn, is de tocht ernaartoe tenminste al de moeite waard.

*****

Franck, E. (1998, derde druk 2004), Het huis van eb en vloed, Davidsfonds/Infodok uitgeverij nv.

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Echtscheiding
  • Isolatie
  • Verliefdheid

'Twee mensen die geen beslissing kunnen nemen. Niet de beslissing om elkaar op de eerste plaats te zetten, niet de beslissing om uit elkaars leven te gaan. Het is verbijsterend hoe mensen zichzelf lijden kunnen aandoen. Ze zijn gedoemd om elkaar te kwetsen.'

Manouk kan niet langer aanzien hoe haar beide ouders met elkaar omgaan en ontvlucht zo vaak ze kan haar ouderlijke huis. In de buurt van een oude abdij ontdekt ze een klein, vervallen huisje. Het blijkt bewoond te zijn. Arne is fotograaf en heeft zo z'n eigen problemen. De twee jongeren genieten van elkaars aanwezigheid, maar zijn niet in staat om te praten over wat hen echt bezighoudt.

Ed Franck schreef een lyrisch boek, waarin de gevoelens en bedenkingen van Manouk en Arne centraal staan. Het verhaal blijft eenvoudig en ontwikkelt zich slechts langzaam. Het wordt chronologisch opgebouwd en onverwacht dramatische wendingen blijven grotendeels uit. Zo blijft er voldoende ruimte om in het hoofd van beide protagonisten rond te dwalen. Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van Manouk, die zo weinig mogelijk tracht te piekeren over de problemen van haar ouders, maar des te benieuwder is naar de achtergrond van Arne. Hoewel die zich doorgaans gedraagt als aangenaam gezelschap, kan hij soms ook onverwacht bits uit de hoek komen. Het zal Manouk moeite kosten om meer dan het voor de hand liggende over hem te weten te komen, en of dit uiteindelijk de moeite wel waard is: 'Ik begrijp hem niet. Het is alsof er bij hem in een woord of in een gebaar nu en dan een duistere demon aan de oppervlakte komt. 'Jij ook al?' Wat bedoelde hij daarmee? Waarom kreeg hij de indruk dat ik hem wilde verleiden? En zelfs als dat zo was geweest, waarom werd hij daar zo woedend om? Hoe moet je mensen inschatten? Hoe moet je het een en ander bij elkaar optellen en tot de conclusie komen of hij de moeite is of niet?'

Samen met Manouk krijgt de lezer slechts mondjesmaat informatie over Arnes achtergrond. Mogelijk is dit boek net iets te weinig spannend voor jonge tieners die niet zo erg graag lezen. Wat het verhaal de moeite waard maakt, is de evolutie die Manouk doormaakt. Zij observeert, denkt na over intermenselijke relaties en trekt haar eigen conclusies. Het huis van eb en vloed lijkt op maat gemaakt van jonge meisjes die via jeugdboeken graag iets bijleren over menselijke gevoelens, situaties en het omgaan met de onzekerheid van prille verliefdheid. Het is geschikt voor prille tieners vanaf het eerste middelbaar.      

***


De Loof, P. (2010), De smaak van zijn stem, Abimo uitgeverij

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Het verlies van een familielid
  • De culinaire wereld
  • Ontwricht gezin

Het gebeurt niet vaak dat mijn elfjarige dochter een boek openslaat dat zij niet zelf heeft uitgekozen in bibliotheek of boekenwinkel, dat een beetje op haar leeftijd vooruitloopt en waarvan de protagonist bovendien een jongen blijkt te zijn. In dit geval begon zij er toch maar aan, omdat zij al haar andere boeken had uitgelezen. En kijk, nog geen twee dagen later had zij De smaak van zijn stem uit. Gevraagd naar haar mening antwoordde zij dat ze het boek zeer mooi had gevonden, maar toch eerder iets voor oudere tieners. Ik vroeg haar of er dan mogelijk zaken in beschreven werden die zij niet snapte; zaken die zij eng vond, misschien seksueel getint? Nee, hoor, niets van dat alles. Zij vond dit een echt boek 'met een verhaal, en zo'. Er moest behoorlijk bij worden nagedacht. Op dat moment besefte ik dat mijn dochter dan wel veel boeken verslindt, maar dat het veelal ook om triviaalliteratuur gaat: makkelijke boeken met grote letters, veel illustraties en een eenvoudige verhaallijn.

De smaak van zijn stem is helemaal geen moeilijk boek. De plot is eenvoudig, maar het dramatisch doel blijft eerder vaag. Het verhaal wordt verteld door een tienerjongen, die nalaat om zijn eigen naam te vermelden. Hij mist zijn verongelukte broer Andres, wiens naam hij regelmatig laat vallen, maar hij kan om het verlies niet wenen. Veel erger vind hij het feit dat zijn ouders zo lusteloos geworden zijn sinds het noodlot toesloeg. Zijn moeder kookte ooit zo lekker, maar beperkt zich nu tot kant-en-klare maaltijden. Dat is een ramp voor een jongen die de smaak kan proeven van mensen hun stemklank. Zijn vaders stem smaakt naar chocolade, die van zijn moeder naar melk. De smaak van de stem van zijn overleden broer heeft hij nooit kunnen thuisbrengen. Hij kan 'm enkel omschrijven als een mengeling van aarde, bloemen, tabak, nat hooi en de geur van een lucifer.

Op een dag duikt zijn oom Marcus op, die in Frankrijk een toprestaurant runt. Die neemt hem mee voor een kort weekend als eregast in zijn zaak. Zijn dochter Aravinda zal haar neef wel op sleeptouw nemen. Zal hij uiteindelijk dan toch de smaak van Andreas' stem ontdekken? Zal hij het verlies van zijn broer een plaats kunnen geven? Zullen z'n ouders opnieuw de moed vinden om door te gaan met hun leven?

De smaak van zijn stem is een erg sensueel, letterlijk 'smaakvol' boek. Het blijft erg braaf, maar graaft tamelijk diep in de psyche van de protagonist. Soms lijkt het verhaal spannend te worden (een antagonist in de gedaante van een vrijpostige keukenhulp), maar dit blijkt telkens niets meer dan een stormpje in een glaasje water. De kern van de zaak blijft steeds de overleden broer en de ontdekking van een nieuwe wereld, vol smaken en culinaire gerechten, weg van het ouderlijke nest. Ik ben blij dat mijn dochter dit mooie, licht verteerbare en toch diepgravende boek heeft uitgelezen. Zij koos er zelfs voor om er, in het kader van haar schoolwerk, een boekbespreking over te maken (en las het daarom nog eens opnieuw). Het doet haar allicht beseffen dat zij in haar literaire beleving best nog eens een stapje vooruit mocht zetten. Daarom een extra sterretje bovenop mijn eigen quotering.

****

de Wild, E. (2015), Wie ik ben, uitgeverij Leopold, Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 16 jaar
  • Vandalisme
  • Pestgedrag
  • Homoseksualiteit

Jeroen, het hoofdpersonage, en zijn vrienden Willem en Rico, banen zich al puberend een weg doorheen hun schoolse leven. Zij houden zich bezig met kattenkwaad. De losers uit hun klas gaan het drietal maar beter uit de weg.

'Wie ik ben' is onderverdeeld in vijf delen, een schoolweek van maandag tot vrijdag. Het is de week waarin plots alles grondig foutloopt. Een klasgenoot pleegt zelfmoord en bij de drie vrienden slaat de paniek toe. Toch probeert Jeroen zich zo normaal mogelijk te gedragen. Als niemand iets vermoedt, is er niks aan de hand. Toch? Maar plots dienen filmpjes te worden gewist, dringen herinneringen aan kwalijke grappen zich op, beginnen de drie vrienden elkaar argwanend te begluren. Jeroens emoties gaan met hem aan de haal. De zwakke Jelmer, een heuse 'meisjesjongen', zag hem als zijn enige vriend, ondanks zijn aandeel in de vele pesterijen. Is Jeroen daarom schuldig aan de dood van zijn klasgenoot?

Jeroen herinnert zich die ene keer bij Jelmer thuis, waar ze samen een taak voor school zouden afwerken. Op Jelmers kamer ontdekte hij muren waaraan niets hing en boekenplanken waarop spulletjes leken te ontbreken: 'Had hij alles weggezet wat ik niet mocht zien? We keken elkaar aan. Jelmers mondhoek trilde. In zijn blauwe ogen probeerde ik te zien of het klopte wat ik dacht: dat hij zijn spullen had verstopt. De spullen die lieten zien wie hij echt was. Jelmer was bang. Zelfs te bang om me lang aan te kijken. Wat was dit toch met hem? Het was of hij erom vroeg dat iemand hem pijn deed. 'Bij je vrienden kun je jezelf zijn,' zei ik. Maar dat was vals en gemeen en helemaal niet waar. Want we waren geen vrienden en dat zouden we nooit worden ook. Jelmers ogen glansden, alsof hij elk moment kon gaan huilen. Hij boog zich langzaam voorover. Vanonder zijn bed schoof hij een krat tevoorschijn. Ik werd misselijk. In het krat zaten speelgoedpaarden. Ook van die My Little Pony-dingen, waar je de manen en de staart van kunt kammen.'

Dit boek illustreert mooi hoe pubers zelf al tamelijk volwassen menen te zijn, terwijl zij toch nog regelmatig blijk geven van het tegendeel. 'Wie ik ben' is bij aanvang erg spannend. Gaan de drie antihelden hun geheimen verborgen kunnen houden voor ouders en leraars? Hoe kunnen ze er zeker van zijn dat zij elkaar niet zullen verraden? En wat staat er in de afscheidsbrief die Jelmer schreef?  De lezer wordt meegesleept in Jeroens paranoia en beleeft samen met hem de verdere ontwikkelingen in de dagen na Jelmers dood.

Over de uiteindelijke afloop van het boek was ik minder enthousiast. Zonder veel te willen prijsgeven, vond ik het jammer om te ontdekken hoe een echte climax op zich laat wachten. Onwillekeurig maak ik de vergelijking met de begrafenisscène uit Nic Balthazars Niets was alles wat hij zei (ook bekend als 'Ben X') en merk op dat de ontknoping binnen Balthazars verhaal een cruciale factor was. Emiel de Wild laat echter na om de protagonisten uit zijn verhaal met een degelijk afscheid naar huis te sturen. Toch doet dit weinig afbreuk aan wat voorafging. Al is de toon mogelijk te Nederlands (klastitularissen worden 'mentoren', leerlingen gaan naar 'mavo en havo'), toch hoop ik dat vooral heel wat zestienjarige jongens dit boek zullen ontdekken.

***

Vandewijer, I. (2008), Mijn stilte, Davidsfonds/Infodok

  • Leeftijd: vanaf 16 jaar
  • Weeskinderen
  • Joodse ghetto
  • Wereldoorlog II

Papa en mama hebben elkaar leren kennen toen papa in Warschau naar een concert ging. Mama speelde Chopin en papa werd verliefd op haar. Na haar huwelijk met papa trad mama niet meer op. Ik was er vrij snel. En mama speelde de berceuse van Chopin voor mij. En later voor Emil. Nadat Emil gestorven is, heeft mama de piano nooit meer aangeraakt.

Het uitgangspunt van Mijn stilte is veelbelovend. De kleine Ester wordt in juni 1942 binnengebracht in het kinderweeshuis van dokter Korczak. Duidelijk getraumatiseerd doet Ester er het zwijgen toe. Zodra de dokter haar inkt en papier geeft, gaat ze echter aan het schrijven. De praatgrage Naomi ontfermt zich over haar en leert Ester de dagelijkse gebruiken binnen het weeshuis kennen. Helaas geraakt het verhaal waarmee Vandewijer aan de slag gaat, nooit echt uit de startblokken. Enkel de meest volhardende lezer zal zichzelf een weg weten te banen naar de laatste bladzijden, waar Ina Vandewijer enkele feiten over dokter Korczak op een rijtje zet, een charismatische man die na zijn dood nog geroemd werd door o.a de Poolse Paus Johannes Paulus II.

Uitgeverij Davidsfonds/Infodok blinkt uit in het nemen van verkeerde keuzes betreffende omslag en lay-out. Vaak wordt voor de cover van een jeugdboek gekozen voor een nietszeggende stockfoto, die slechts vaag lijkt te suggereren dat het gezicht op de foto in kwestie een hoofdpersonage verbeeldt. In het geval van Mijn stilte kan ik het boos kijkende gezicht op de cover onmogelijk linken aan de Joodse Ester uit het verhaal. Ook de sfeer van het Joodse getto valt er niet aan af te lezen. Lay-outmatig werd deze uitgave zo sober mogelijk gehouden. De tekst werd in een vrij saai lettertype afgedrukt, zonder illustraties of andere zaken die het lezen vergemakkelijken. Helaas, mochten deze uiterlijke gebreken de enige zijn waaronder het boek gebukt gaat, dan zou het nog meevallen.

Wat de lezer ongetwijfeld meteen opvalt, is dat iedere gesproken zin in het boek gevolgd wordt door een beschrijving van wie hem heeft uitgesproken en op welke manier dit gebeurde:

'Ze is gezond, Stefa!' (De oude man met de witte baard)

'We leven in een ongezonde wereld, maar zij is gezond?' (De vrouw met de witte schort)

'Zo is het.' (De oude man)

'Ze kan of ze wil niet meer spreken.' (De oude man)

'Naomi kan haar begeleiden.' (De vrouw met de witte schort, ze gaat aan de tafel zitten)

Deze schrijfstijl gaat gaandeweg vermoeien, zelfs storend werken en de lezer afleiden van datgene wat gezegd wordt. De schrijfster had ervoor kunnen kiezen om deze aanwijzingen voor iedere zin te plaatsen, zoals bij een toneelscript, of haar schrijfstijl zodanig aan te passen dat op een andere manier duidelijk wordt gemaakt wie telkens aan het woord is. Met dit alles zou de meest doorwinterde lezer zich best nog wel raad weten indien het verhaal tenminste zou lonen, maar buiten pakweg de eerste en de laatste tien bladzijden bevat het inhoudelijk te weinig variatie om te blijven boeien. Hoewel Mijn stilte het waargebeurde relaas vertelt over de laatste dagen van deze weeskinderen, wordt de situatie nooit echt concreet. Honger en armoede, dreiging van buitenaf, ziekte en dood... Het wordt weinig beklijvend omschreven. Nooit hoeft de lezer zich echt zorgen te maken.

Recensente Hannelien Del'haye (lees-wijzer.be) schreef: "Het boek is in de ik-vorm geschreven, vanuit het standpunt van Ester, omdat we zogezegd haar dagboek lezen. Dit werkt een identificatieproces in de hand. Maar voor jongere lezers is het niet gemakkelijk zich in iemand te verplaatsen die rond de jaren '40 van de vorige eeuw leefde. Laat staan dat ze zich identificeren met iemand in oorlogstijd, die bovendien een gehate godsdienst aanhangt en in het getto van een ander land leeft. Al die factoren zorgen voor andere gebruiken die soms vreemd aandoen."

Wat overblijft is een vrij saai verhaaltje over kinderen die beddenlakens herstellen, een damspelletje spelen, aardappelschillen koken of naar de verhaaltjes van de dokter luisteren. Tot plots iemand 'Alle Juden raus!' roept en het verhaal abrupt eindigt. Al deze zaken bij elkaar opgeteld, vind ik dit een gemiste kans. Dat klinkt jammer genoeg cru. Kristina Delmeire (pluizer.be) houdt er dan ook een heel andere mening op na: "Verhalen zoals dit maken opnieuw stil. Ze halen de geschiedenis van onder het stof, omdat nooit mag vergeten worden waartoe haat en uitsluiting leiden. (...) Het is een niet mis te begrijpen boodschap van verdraagzaamheid en hoop. Een absolute aanrader!"

Toegegeven, het hele verhaal is  waargebeurd. Vandewijer baseerde zich zowel op de dagboeken van dokter Korczak als Esters notitieschriftje, die zij in Warschau uit archieven wist op te diepen. Dit is op zich al een erg boeiend gegeven. Liever had ik dan misschien een uitgave gezien waarin deze documenten in hun totaliteit werden gereproduceerd, aangevuld met een vertaling en verduidelijking. Vermoedelijk zou het resultaat in die vorm dan weer geen enkele jeugdige lezer hebben bereikt. Soms laten keuzes zich niet makkelijk maken. Ik wil dit boek binnen enkele maanden nog wel eens een herkansing te geven. Dan, misschien...

*

van Rijckeghem, J.-C. & van Beirs, P. (2005), Jonkvrouw, Facet, Antwerpen (heruitgave 2017: Davidsfonds/Infodok)

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Middeleeuwen
  • Feminisme
  • Voorbestemdheid

Sta mij toe even naast de zaak te praten, om pas daarna over te gaan naar de kern van deze boekbespreking. Er moet mij namelijk iets van het hart.

In maart 2017 kwam uitgeverij Davidsfonds/Infodok aanzetten met een nieuwe editie van een klassieker, Jonkvrouw van auteurs Jean-Claude van Rijckeghem en Pat van Beirs. Uiteraard is er niets mis met de inhoud van dit boek. Deze historische roman werd, sinds z'n eerste verschijning, overladen met tal van literaire prijzen. Terecht ook overigens, maar daar kom ik dadelijk nog toe. Maar wat een miskleun van een cover! Wat tegenwoordig blijkbaar in trek is, zijn jeugdboeken die op de voorzijde bestaan uit een stockfoto, een weinig- of nietszeggend portret uit een database vol soortgelijke foto's. Voeg daar een titel aan toe in een hip lettertype en een ouder boek kan zo opnieuw de winkel in. Dan verkies ik de oorspronkelijke editie uit 2005, waarvan de voorzijde nog een authentiek portret bevat, weliswaar van de verkeerde jongedame (de Italiaanse Ginevra de' Benci zoals ze werd geschilderd door Da Vinci) maar niettemin een dame van adel. Dat geen enkele uitgever doorheen de jaren opteerde voor een reproductie van het unieke portret van de echte Margaretha van Male, de hoofdfiguur uit de roman, is onbegrijpelijk. De anonieme schilder, die dit portret omstreeks het jaar 1370 bij elkaar borstelde (zie afbeelding onderaan) zou daar vast geen bezwaar tegen hebben gemaakt. Dit gezegd zijnde kan ik overgaan tot de eigenlijk bespreking van het boek. Had ik u al bedankt voor het geduldige wachten?

Van Rijckeghem en van Beirs laten de jonkvrouw in kwestie, Margaretha, zelf haar verhaal vertellen. Aanvankelijk komt dit nog vrij ongeloofwaardig over, want weinigen blijken in staat om hun eigen geboorte op een spannender manier te kunnen navertellen dan deze dame, maar al snel vinden de auteurs de juiste toon. Wat volgt is een evenwichtige mix van typisch middeleeuwse zaken met de meest opvallende gebeurtenissen uit Margaretha's jeugd: het erfrecht, de honderdjarige oorlog, riddertornooien en veldslagen, sagen en legenden, de Engelse wolhandel en de Brugse lakennijverheid, de invloed van de kerk op het dagelijkse leven, enz... Wie het boek uitleest krijgt een erg volledig beeld van deze historische tijd en plaats, de 14de eeuw in Vlaanderen. Het is een literair huzarenstukje, aangezien ook het hoofdpersonage als 'ik-verteller' onafgebroken in de schijnwerpers blijft staan. Doorheen de ogen van Margaretha komt de lezer in aanraking met alle aspecten die zo kenmerkend waren voor de middeleeuwen. Zij blijkt het prototype van de vrijgevochten rebel, de adellijke erfgename die weigert zich in een keurslijf te laten dwingen maar tal van handelingen verricht die zij zich eigenlijk niet kan permitteren.

De echte Margaretha van Male was de speelbal van de typische huwelijkspolitiek uit die tijd. Zorgvuldig gesloten huwelijken zorgden immers voor een consolidatie van de beheerde gronden. Dat Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, geen mannelijke opvolger bezat, was een probleem dat met spoed opgelost diende te worden. Het bestaan van het grondgebied Vlaanderen hing er immers van af. Dat zijn dochter slechts zes jaar oud was toen hij haar voor het eerst uithuwelijkte, is een historisch feit dat beide auteurs wijselijk achterwege laten. De geschiedkundige feiten blijken hier immers minder geloofwaardig dan de fictieve puzzel waaraan zij geduldig bouwen. Van Rijckeghem en Van Beirs stellen de jonge gravin dan weer voor een keuze die er eigenlijk geen is: kiezen voor de Franse huwelijkskandidaat die eigenlijk reeds verloofd is, of voor de afzichtelijke Engelse prins die ook haar vaders voorkeur wegdraagt. Net wanneer de gemoederen hierover hoog oplaaien en zelfs de paus tussenbeide moet komen, zorgt de pest - als 'deus ex machina' - voor een onvoorzien herschikken van de speelkaarten.

Het hoogtepunt van deze historische roman ontspint zich in het gevecht dat Margaretha dient te leveren met haar vader. Doorheen het hele boek levert zij dit gevecht met de machtige graaf nog in de figuurlijke zin, maar uiteindelijk dient zij hem ook letterlijk te lijf te gaan. Gelukkig zorgde zij er eigenhandig voor dat ze de kunst van het zwaardvechten onder de knie kreeg. In de afloop van dit gevecht op leven en dood, liggen zowel het hoogtepunt als het einde van het boek besloten. Wie zijn vaderlandse geschiedenis grondig kent, weet dat Margaretha uiteindelijk nog acht kinderen zal baren. Maria van Bourgondië en Jan zonder Vrees zijn allicht twee namen die nog wel een belletje doen rinkelen, maar dat is dan weer een ander verhaal.

Jonkvrouw is, dit is vast geen verrassing, een uitstekend boek. Het leest als een trein ('als een paard' past hier beter) en reikt op een ongeforceerde manier een hele waaier van historische feiten en gewoonten aan. Ik kan mezelf voorstellen dat vooral meisjes (en vast ook heel wat jongens) dit boek meermaals met plezier hebben gelezen, herlezen of nog zullen gaan lezen. Maakt mij niet eens uit welke cover daarbij hun voorkeur wegdraagt.

*****

Peper, R. (2004/2017), Waterscheerling, Querido Uitgeverij BV, Amsterdam

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Verdwenen liefde
  • Het verglijden der jaren
  • Aftakeling en verval

Ik ga meteen met de deur in huis vallen: Waterscheerling, van de inmiddels overleden schrijfster Rascha Peper (NL), is werkelijk een prachtig verhaaltje in de traditie van de grote sprookjesschrijvers van weleer. Dit sprookje werd al eens eerder uitgebracht, in 2004, en verscheen ook in een postume verhalenbundel van deze schrijfster, Een Siciliaanse lekkernij (2014).

Waterscheerling werd recent opnieuw bewerkt en aangevuld met illustraties van Sylvia Weve, tekeningen die het verhaal nog beter tot zijn recht laten komen. Deze bescheiden uitgave, klein van formaat en slechts 78 bladzijden tellend, leest men in een zuchtje uit. Dat is bijzonder jammer, want het brengt de lezer in vervoering van de eerste zin ('De kinderen van wisselwachter Tienverloren waren grootgebracht met ontzag voor de waterput achter hun huis') tot de laatste ('Verder was hij door iedereen al snel vergeten').

Aanvankelijk lijkt het verhaaltje mogelijk ietwat banaal, een typisch sprookje met een mysterieuze waterput als centraal thema. Een meisje verdwijnt nabij deze put, waarin volgens geruchten een oude dame woont die jonge kinderen lokt. Toegegeven, dat klinkt zeer Eftelingachtig. Slechts langzaam wordt het sprookje een parabel omtrent verdwenen liefde, het verglijden der jaren, aftakeling. Mensen sterven, plaatsen veranderen en wij klampen ons vast aan vertrouwde en herkenbare zaken. Zulke kleinigheden, zoals ook de schrijfmachine waaraan Pirre, de kleinzoon van de horlogemaker, zich vastklampt, herinneren ons aan wat ooit werkelijkheid was. Zij symboliseren mensen die er niet meer zijn. Meer wil ik hierover niet vertellen, riskerend dat ik dan al teveel prijsgeef. Lees dit sprookje voor aan uw kinderen voor het slapengaan, herlees het daarna nog eens rustig zelf, geniet ervan. Alles gaat zo snel voorbij.

****

Chambers, A. (2011), Dit is mijn dag (oorspr. The Kissing game), Querido Uitgeverij bv

  • Leeftijd: vanaf 16 jaar
  • Dagelijks leven
  • Tienerbekommernissen
  • Kortverhalen

'Enkele verhalen in deze bundel zijn van het soort dat we flash fiction noemen, ofwel ZKV - zeer kort verhaal. Net als veel andere auteurs raak ik steeds meer geïnteresseerd in deze eigentijdse vorm van literatuur op het scherp van de snede.'

Aan het woord is Aidan Chambers, middels een eindwoord op de allerlaatste bladzijde van zijn twaalfde boek The Kissing game (Dit is mijn dag), een verzamelbundel met kortverhalen. De Nederlandstalige editie heeft de titel van het eerste verhaal meegekregen, dat met z'n 38 bladzijden meteen het langste verhaal uit het boek is. Ursula, een onopvallend muurbloempje, besluit zich op een dag zo mooi mogelijk te kleden, laat zich schminken in de cosmetica-afdeling van een warenhuis en ontdekt vervolgens hoe vooral mannen nu anders tegen haar aankijken. Bovendien ontmoet ze in een hotel haar favoriete schrijfster. Onderverdeeld in zes hoofdstukjes vormt dit intrigerende kortverhaal meteen een mooi en veelbelovend begin.

Alle volgende verhalen zijn korter, sommige zeer kort (flash fiction dus). In De wetenschappelijke methode drukt een meisje de jaloezie uit die zij voelt voor de vriend van haar beste vriendin: 'Volgens mij valt ze net zomin op jongens als ik'. In Kangoeroe begint een ander meisje haar vakantiebaantje in een pretpark. Dagelijks verkleedt zij zich als kangoeroe om er de bezoekers te verwelkomen. Op een dag loopt een van haar shifts rampzalig af. Verwijdering bestaat uit een vrij grappige, botte brief van Jason aan zijn turnleraar en diens reactie hierop. Niet alle verhaaltjes in deze bundel zijn trouwens even onschuldig: 'Volgens de richtlijnen in de overheidsbrochure (...) is drie uur intensieve lichaamsbeweging per week het minimaal aanbevolen gemiddelde voor mijn leeftijdsgroep. Dat haal ik makkelijk, zeker als seks ook meetelt'.

In De toren ontdekt Martin tijdens een vakantie met zijn ouders een toren. Zijn vader en moeder kunnen deze echter niet zien. De auteur gooit het helemaal over een andere boeg. Aan zijn tot nu toe zeer realistische verhalen voegt hij nu plots, en gelukkig slechts eenmalig, een dosis 'fantasy' toe. Het probleem is dat deze mysterieuze insteek grotesk overkomt: 'Aan de andere kant van het weiland zagen ze hoog boven de vijver hun zoon rechtstandig in de lucht zweven, met uitgestrekte armen alsof hij ergens naar greep.'

Na De toren moest ik de neiging bedwingen om het boek te laten voor wat het was. Gelukkig bleken de volgende verhaaltjes, Zin en Goddelijk debat, twee korte maar grappige conversaties tussen twee vrienden, nog wel interessant. Vooral Goddelijk debat, waarin Hamish moet zwijgen terwijl zijn vriend Henry aan God zit te denken, vond ik de moeite waard.

De originele, Engelstalige titel van het boek werd ontleend aan Het zoenspel. In dit verhaal breekt James zijn oude boomhut af en ontdekt achter de schutting een meisje dat naakt ligt te zonnen. James schrijft haar een briefje om zich te excuseren. Opnieuw neemt de auteur nog eens zijn tijd voor een korte karakterschets van zijn hoofdpersonages, in dit geval James en Rosie. Het zoenspel is een van de beste kortverhalen uit deze verhalenbundel, samen met het volgende verhaal. In Afgedankt schrijft een jongeman een brief aan de ambtenaar van milieu- en bouwtoezicht: 'Ik woon in een hut in het bos. Ik heb de hut met eigen handen gebouwd. Ik heb alleen afgedankte materialen gebruikt die ik in containers van aannemers en bij de stort heb gevonden.' Wat volgt is een krachtig pleidooi voor een leven met een kleine ecologische voetafdruk, maar eindigt op een onverwacht valse noot die aan het denken zet.

In het korte Toska vertelt een meisje over de gevoelens die zij ervaart na het lezen van een bijzonder boek. Brad en Eve zitten in Het echte leven zeg maar samen op een bankje in het park. Eve zit ergens mee. Ze heeft geen levenservaring. Brad wel. In Asielrecht ontmoeten Jack en Nadia elkaar in een café. Hij lijdt aan pleinvrees, zij komt uit Oekraïne. Wat volgt is minder geschikt voor de jongste en meer gevoelige lezers. Gelukkig zijn de twee volgende conversaties, Weersverwachting en Ik moet je iets vertellen, veel luchtiger. Als ik maar graag genoeg wil is een taalkundig eigenaardigheidje waarmee de auteur zich op een blauwe maandag vast heeft geamuseerd. Het resultaat is echter verwaarloosbaar.

Het laatste kortverhaal in deze bundel, Een handvol koren, begint met een voorwoord van de auteur zelf: 'Op één uitzondering nagaan alle verhalen in dit boek over jongeren tussen de veertien en zeventien. Ik vond het passend om een verhaal op te nemen dat geschreven is door iemand uit die leeftijdsgroep,' verduidelijkt hij. Wat volgt zijn fragiele herinneringen aan een overleden grootvader, allicht die van de schrijver zelf.

Samengevat vind ik Dit is mijn dag een erg wisselvallig boek. Ruim de helft van de geselecteerde kortverhalen is overbodig of weinigzeggend. Het voelt aan alsof de auteur zijn bureaulade eens omkeerde om te kijken welke vergeten schrijfsels daar nog in te vinden waren. Blijkbaar heeft hij vrijwel alles wat hij er aantrof, geschikt bevonden voor publicatie. Na een veel strengere selectie stipte ik vier kortverhalen aan die ik zou aanraden of voorleggen aan jonge lezers, met name Dit is mijn dag, Goddelijk debat, Het zoenspel en Afgedankt. Deze maken het hele boek nog de moeite waard. Helaas moet de jonge lezer de rest er ook bijnemen.

**

Bracke, D. & Van Campenhout, H. (2015), Blinde woede, Abimo Uitgeverij/Pelckmans

  • Leeftijd: vanaf 14 jaar
  • Slechtziendheid
  • Muziek
  • Vriendschappen

'Dirk Bracke? Dat is zo'n beetje de Herman Brusselmans van de jeugdboeken,' zei mijn docent Literatuur wanneer ik aan dit boek begon. Het klonk veelbelovend, want ik dacht dat hij bedoelde dat deze roman gedurfd en mogelijk zelfs een beetje ruw zou zijn. Niets bleek minder waar: het bleef eerder braaf en tamelijk voorspelbaar. Wat mijn docent allicht bedoelde was dat Bracke sinds 1993 het ene boek na het andere produceerde, zo'n twee à drie per jaar. Indien Blinde woede representatief is voor het hele oeuvre van deze schrijver, ben ik bang dat zo'n hoge productie ten koste gaat van de kwaliteit. Maar laat ik beginnen bij het begin.

Een beetje zoekwerk op internet leert mij dat dit het vierde boek is in een reeks die de naam Portret draagt. Dirk Bracke en Herman van Campenhout schrijven afwisselend een hoofdstuk, maar daar merk je als lezer weinig van. Het verhaal gaat over Lena, een meisje dat langzaam blind wordt, maar prachtig kan zingen. Twee jongens, Fred en Nicolas, met wie ze samen op school zit, nodigen haar uit om samen op straat muziek te maken. Fred speelt gitaar, Nicola bezit een keyboard. Toevallig wandelt net die dag talentscout John Vereycken over de Meir. Hij realiseert zich al na anderhalf nummer hoe uitzonderlijk getalenteerd Lena is en wil haar meteen helpen bij de opbouw van een carrière: 'Bijna iedereen die in Vlaanderen bekend is, heeft dat aan een talentscout te danken. Hij had zowel bij de openbare omroep als bij de commerciële zenders genoeg contacten om Lena op het scherm te krijgen. Maar daar stond natuurlijk wat tegenover.'

Fred en Nicolas maken geen deel uit van Vereyckens plannen en daar zijn zij niet zo blij mee. De twee vrienden zien vooral het extra zakgeld dat zij op de Meir konden verdienen door de neus geboord. Zij bedenken een smerig plannetje om Lena te dwarsbomen.

Dit boek bevat een circulair verhaal: het eerste hoofdstuk verraadt al meteen de afloop, omdat het naadloos aansluit op het laatste. Al op bladzijde 19 schiet Lena beide jongens in hun klaslokaal neer met een revolver. Hoe het zover is kunnen komen, ontdekt de lezer pas gaandeweg. Het verhaal blijft enigszins spannend blijft tot de laatste bladzijde, omdat verrassend genoeg ook de ramp op Pukkelpop (2011) in het verhaal wordt ingepast. Deze ingreep voelt geforceerd aan, maar zorgt er voor dat de afloop iets minder voorspelbaar wordt. Waar deze jeugdroman echter het meest onder gebukt gaat, is een ernstig gebrek aan geloofwaardigheid. Elke jonge lezer die in Antwerpen woont, voelt vanzelf aan dat zovele details gewoon niet kloppen: een juwelierszaak op de Turnhoutsebaan? Yeah, right. Een school waar uitsluitend leerlingen met Vlaamse namen rondlopen? Lena, Fred, Nicolas en Joyce hadden eigenlijk ook Yousra, Bilal, Bartek en Meryem kunnen heten. Niet dus. Een talentscout op de Meir? Ik checkte het bij een bevriend muziekproducer. 'Zo jaren tachtig,' was diens reactie. En komaan, laat ons eerlijk zijn: als blind meisje twee jongens op school neerschieten met een revolver uit de zaak van je ouders? Echt niet.

Maar goed, laat mij ook even de zaken belichten die dit boek nog wél enigszins de moeite waard maken. Ten eerste: het thema 'slechtziendheid' wordt wel degelijk geloofwaardig belicht. Lena wordt terecht woedend bij de suggestie dat zij met een zonnebril en witte stok al zingend meer geld zou verdienen. Ook als lezer hoef je geen medelijden met haar te hebben, maar kom je vanzelf meer te weten over haar leefwereld: Lena's strikte manier om haar schoolboeken te ordenen, het extra grote computerscherm, haar overbezorgde moeder... Vele jonge lezers zullen zeker ook iets bijleren over 'echte' en 'valse' vrienden, over machteloosheid, over verregaand pestgedrag. Helemaal naïef laat de 'Herman Brusselmans van de jeugdliteratuur' zijn lezers niet achter.

*

De Smet, M. (2011), Geen bereik, Marian De Smet & Moon

  • Leeftijd: vanaf 12 jaar
  • Isolatie
  • Dramatische vakanties
  • Opgroeien

Leo trekt de bergen in. Zijn vriend David heeft geen zin en blijft achter op de camping. Dan valt Leo in een spelonk. Zijn gsm is haast leeg en hij heeft zijn voet gebroken. Maar in de spelonk vindt hij een kist met daarin een deken. Het is een teken van menselijke aanwezigheid. Zal hij uit deze penibele situatie nog worden gered?

Nanou en haar moeder leven geïsoleerd op een berg, zonder enig comfort. Telkens wanneer er iemand op bezoek komt, wat zelden gebeurt, dient Nanou zich te verstoppen in een geheim kamertje. De enige vriend die ze heeft is Vincent, een jongen die ze al jaren kent. Op een dag doet Nanou in het bos een ontdekking. Het leven van dit wereldvreemde meisje zou wel eens drastisch kunnen veranderen:

"Ik zag meteen dat er weer een dier door de takken was gevallen. De ingang gaapte me als en open mond aan. Vincent zag het ook. 'Het moet wel een vos zijn,' zei hij. 'Een konijn is te licht.' Ik knikte, knoopte het touw stevig aan de boom bij de ingang en gooide het naar beneden. Op datzelfde moment hoorde ik iets wat me haast deed flauwvallen van angst."

Marian De Smet schreef een makkelijk leesbaar boek voor tieners van 14 tot 16 jaar. Ieder hoofdstuk is zeer kort en neemt slechts twee à drie pagina's in beslag. Afwisselend komt telkens een van de drie hoofdfiguren, Leo, David of Nanou, aan bod. De ene is vermist, de tweede gaat op zoek naar zijn verdwenen vriend, de derde lijkt een mysterie. Gaandeweg zullen de drie verhaallijnen zich met elkaar vermengen. De plot is voorspelbaar, want mogelijke aanwijzingen worden door de schrijfster telkens breed uitgesmeerd. De snuggere lezer kan vervolgens alleen maar hopen dat alles goed afloopt.

Helaas is het einde ietwat ontgoochelend. Na een lange en geduldige opbouw blijft een echte climax uit. Het taalgebruik van de schrijfster is transparant, te weinig spannend, te vrijblijvend. Voor beginnende lezers, zo kan ik me voorstellen, is dit een luchtig boek met toch de nodige spanningsboog en een minimum aan erotiek.

**

Zusak, M. (2002/2011), De boodschapper, The House of Books

  • Leeftijd: vanaf 14 jaar
  • Goede daden
  • Levensdoelen
  • Verliefdheid en vriendschap

Ed Kennedy vraagt zichzelf af wat hij nu daadwerkelijk heeft bereikt in de negentien jaar die hij alvast heeft geleefd. Het antwoord is simpel: geen zak. Nadat hij getuige is geweest van een vreemde, bovendien mislukte bankoverval, neemt zijn leven een onverwachte wending. In de loop van het verhaal krijgt hij in totaal vier speelkaarten toegespeeld; de vier azen uit het spel. Sommige exemplaren worden hem hardhandig opgedrongen, andere bereiken hem zowat vanzelf. Op elke aas staan aanwijzingen waarmee hij aan de slag moet. Noodgedwongen mengt hij zich vervolgens in het leven van andere mensen: een eenzame, oude dame, twee broers die elkaar haten, een tienermoeder die haar kinderen trakteert op een ijsje...

Het verhaal speelt zich af in een armzalige wijk van een niet nader genoemde voorstad, in het heden of een recent verleden. Vriendschap en liefde lijken het hoofdthema van het boek, hoewel het belangeloos helpen van anderen (dit kunnen vrienden of familieleden zijn, maar niet noodzakelijk) gaandeweg voorop komt te staan als de eigenlijke moraal van het verhaal.

Om dit boek te kunnen appreciëren dient de lezer zich in te leven in de denkwereld van een adolescent die zichzelf afvraagt hoe hij zijn leven zinvol zal weten in te vullen. Door een ongebruikelijk eerste hoofdstuk wordt de toon gezet en de aandacht van de lezer vastgehouden. Hoofdpersonage Ed en zijn vrienden lachen een gedoemde bankovervaller zonder verpinken in zijn gezicht uit. Het verhaal belooft hard te worden, er zullen klappen worden uitgedeeld en schoten worden gelost, maar dit alles dreigt op geen enkel ogenblik uit te monden in een onomkeerbaar dramatische afloop. De genegenheid die Ed koestert voor zijn vrienden en zijn stinkende hond, de verliefdheid die hij voelt voor vriendin Audrey en de vragen die hij zich stelt omtrent het gedrag van zijn moeder, vormen samen een prachtig uitgewerkte karakterschets van wie hij eigenlijk is. Vooral de onmacht van de hoofdfiguur beklemt de lezer, die vervolgens mee op pad gaat. De af te leggen route lijkt vooraf al vast te liggen en Ed is zich van dit feit bewust. Net hierin ligt een zwak moment in dit boek verscholen: de overvloed aan hoofdstukken - vier maal dertien plus een epiloog - waarvan de boodschap vooraf al vaak duidelijk lijkt, zorgde alvast bij mij voor een aarzeling bij het aansnijden van het derde deel. Wéér drie af te handelen taken en daarna allicht nog eens opnieuw? Voorspelbaarheid kan verlammend werken. Maar kijk, dit is nu net wat Markus Zusak tot een goede schrijver maakt; hij voelt dit zelf ook aan en neemt duidelijk maatregelen. De verschillende boekdelen worden korter, krachtiger en bevatten steeds meer onverwachte wendingen. Alle koude douches samen vormen gaandeweg een warm bad. Telkens op het juiste moment treden nevenpersonages weer even terug op het voorplan; niet om het verhaal ingewikkelder te maken, maar om zowel de lezer als de hoofdfiguur een hart onder de riem te steken. In onderstaand fragment, te vinden op bladzijde 292, wandelen Ed en zijn vriend Ritchie samen over straat. Ed is er van overtuigd dat Ritchie hulp nodig heeft, maar weet de vinger nog niet op de wonde te leggen:

"Aanvankelijk blijft hij gewoon doorlopen. Pas wanneer ik naar onze voeten kijk, realiseer ik me dat we helemaal nergens heen gaan. Het is de wereld die beweegt - de straten, de atmosfeer en de donkere stukken lucht van zijn onderbewuste. Ritchie en ik staan stil. 'Het zit ergens,' stel ik me voor dat hij zegt. 'Te wachten.' Zijn pas wordt nu vastberadener. 'Het wil dat ik het vastgrijp.' Alles blijft nu stilstaan. Ik kan het allemaal zo duidelijk zien in Ritchie's ogen. Daar binnenin, waar wij staan, zeg ik: 'Wat wacht er dan, Ritchie?' Maar ik weet het al. Ik weet het zeker. Ik hoop alleen maar dat hij het zal kunnen vinden."

De climax waar het hele boek naartoe werkt is geweldig, wanneer de vele vraag-tekens uit de eerste hoofdstukken worden ingeruild voor een uitroepteken. Als lezer blijft men achter met het gevoel dat onze maatschappij er makkelijk veel mooier zou kunnen uitzien, mocht ieder zijn kleine steentje bijdragen: 'Misschien kan iedereen dan wel een leven leiden waarin hij tot veel meer in staat is'. De volgende dag wordt een zijraampje van mijn auto ingeslagen en mijn portefeuille gestolen. Ach ja...

****

Dieltiens, K. (2012), Kelderkind, uitgeverij De Eenhoorn

  • Leeftijd: vanaf 14 jaar
  • Isolatie
  • Menslievendheid
  • Mysterie

Hoe ver mag een schrijver (m/v) zichzelf verliezen in fictie om onopgehelderde historische feiten achteraf nog uitgelegd te krijgen? In het geval van Kristien Dieltiens wel heel erg ver, tot het verzinnen van belangrijke personages toe, die vervolgens ook nog eens een eigen draai geven aan vastgelegde feiten. Verhoudt het resultaat zich dan nog eerlijk tegenover de werkelijke geschiedenis? Het antwoord is in dit geval: 'Ja, zelfs heel erg veel'.

Dat Kaspar Hauser echt heeft geleefd, staat vast. Dat hij in onopgehelderde omstandigheden kwam opduiken op een Duits marktplein (Neurenberg anno 1828) is eveneens een feit. Zelfs dat hij jarenlang opgesloten zat in een kelder staat buiten kijf. Maar verder is zijn verhaal vooral uitstekend voer geweest voor mythevorming en wilde complottheorieën. Aan een van deze theorieën blijft schrijfster Kristien Dieltiens hardnekkig vasthouden tot zij een duistere, maar plausibele verklaring weet boven te spitten. Dat een van de randfiguren in het 'dossier Hauser' - een soldaat over wie verder niets geweten is - wordt opgewaardeerd tot een belangrijke drager van dit verhaal mag daarbij geen beletsel vormen. Afwisselend spelen dan ook zowel Manfred - de onbekende soldaat krijgt zowel een naam als een hazenlip aangemeten - als Kaspar Hauser de hoofdrol. In ieder hoofdstuk wordt telkens een van beide personages verder uitgediept. Hoe deze twee hoofdpersonages zich tot elkaar verhouden wordt slechts gaandeweg duidelijk. Hun geschiedenis wikkelt zich langzaam af en kan alleen maar uitmonden in een fantastische climax. Dat er onderweg plaats wordt gemaakt voor poëtische bespiegelingen en het neerzetten van een grondig tijdsbeeld - het verhaal speelt zich af in het Duitsland van de vroege 19de eeuw - is een heus pluspunt. De lezer wordt binnengetrokken in armenhuizen vol tyfuslijders, paleizen vol complotten, stallen en donkere kelders. Heiligen van alle soorten en geesten van doden zijn nooit ver weg.

Kaspar Hauser wil naar eigen zeggen 'een ruiter worden zoals zijn vader' en is zelfs, ondanks de jarenlange opsluiting in een donkere kelder, in staat zijn naam neer te schrijven. Is hij daarom een bedrieger? Is hij op z'n plaats op de kermis, waar mensen zich aan hem komen vergapen en hem bespotten? Of kloppen de geruchten dat hij het ongewenste kind zou kunnen zijn van adellijke mensen? Voor wie onderaan de sociale ladder bungelt is er weinig hoop in deze barre tijden. Toch is het niet allemaal kommer en kwel. Moeders houden in dit boek van hun kinderen, zelfs in die mate dat zij er zelf hun leven voor opofferen:

"Hoelang heb ik daar gestaan? Ik weet het niet. Het beeld van mijn naakte moeder moest eerst van mijn netvlies verdwijnen voor ik kon zien dat ze dood was. Heb ik gegild? Ook dat weet ik niet. Opeens stond mijn stiefvader naast me en samen haalden we haar wasbleke lichaam uit het water. Wat ik zag, deed me huiveren tot op mijn gebeente. Haar rug en dijen waren bezaaid met rode striemen. Striemen die ik kende van de roede die mijn stiefvader op mij losliet wanneer ik hem niet gehoorzaamde. Ik had mijn moeder nooit horen roepen. Ze had de slagen in stilte ondergaan. Om mij te sparen?" (blz. 197)

Kristien Dieltjens schreef met dit boek een heus meesterwerk, met voor elk wat wils. Lezers die interesse hebben in geschiedkundige feiten en zich graag laten meeslepen in onverwachte ontwikkelingen, maar ook lezers die zelf moeten leven met een ietwat vreemd uiterlijk vinden in dit boek hun gading. Telkens wordt het contrast duidelijk tussen enerzijds een liefdevol omgaan met elkaar en anderzijds de wreedheid die mensen aan de dag kunnen leggen. Toch is de balans in evenwicht en het geheel erg coherent. Alle stukjes van de puzzel vallen uiteindelijk in elkaar en vormen een plaatje waarin alles lijkt te kloppen. Het resultaat is een boek waarin iedere lezer tussen veertien en vierentachtig jaar zijn gading kan vinden. Laat de dikte van het boek, 481 bladzijden, er niemand van weerhouden om het te lezen, want het raast voorbij als een sneltrein. Zoals gezegd, een meesterwerk dus.

*****

©2017 Teksten en afbeeldingen door Bert Leysen - Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin